Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/31

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

25

1. Een goede jachthond die altijd het spoor van Romanes met graagte volgt, wordt met den wind naar A gebracht. De baas komt iets later ook met den wind, zonder dat de hond het merkt. De man gaat in zijn gewone laarzen vijf honderd pas verder, dus met den wind naar B. (Op twee honderd pas zou de hond hem misschien nog direct hebben kunnen ruiken, althans bij weinig wind of windstilte) Nu wordt de hond op 't spoor gebracht. Hij snuffelt even en draaft onmiddelijk zijn meester na.

2. Proef als 1; maar 12 andere menschen volgen, als de ganzen, den baas van den hond en drukken zijn voetspoor. Op 300 pas splitst zich de rij, 6 man gaan rechts met den baas, de anderen loopen recht door. Na een weinig aarzelen neemt de hond het spoor van zijn baas op, volgt het snel, loopt, bij de splitsing gekomen, een paar pas te ver, keert terug en vindt terstond het goede spoor.

3. Een kennis van Romanes, den hond onbekend, trekt de laarzen van den baas aan; de hond volgt het spoor van den vreemde, alsof het zijn baas was.

4. Romanes trekt de laarzen van zijn vriend aan, de hond doet alsof zijn baas nooit op den proefweg geloopen had.

5. De kennis van R. gaat blootsvoets den weg op. De hond weigert.

6. Romanes doet evenzoo; de hond neemt zijn spoor op en volgt het langzaam en weifelend.

7. R. spijkert bordpapier onder zijne zoolen: de hond weigert.

8. R. herhaalt den tocht op nieuwe kousen, de hond weigert; daarna op sedert den morgen gedragen kousen: de hond reageert niet.

9. R. wandelt eerst 300 pas in zijn gewone laarzen, dan 150 pas op nieuwe pantoffels, dan 50 op bloote voeten. De