Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/88

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

82

voor ze fladderend toehappen, zien ze 't onderscheid tusschen bruine turf en bruine broodkorst en doen de goede keus; nu ze eenmaal weten dat er bedrog in 't spel is, laten ze zich, ook in hun haast, om bij zoo groote concurrentie wat machtig te worden en den honger te stillen, niet meer bedotten. "Leepe bliksems" oordeelt de "king of the street". Kapmeeuw, rustend op 't water, in voorjaarskleed
Kapmeeuw, rustend op 't water, in voorjaarskleed.
 

Aantrekkelijk is zoo'n wintertafereel stellig, maar 't moet meer zijn, 't moet ook mooi gevonden worden, anders bleven bij zoo'n natte koude niet zooveel menschen, ook enkelen die blijkbaar meer te doen hebben, zoolang staan kijken naar iets dat in Amsterdam 's winters bijna dagelijks te zien valt. Het is dan ook best te begrijpen; er is hier alles bijeen, wat een menschenoog bekoren kan. Zelfs het rauwe krijschen, als van verkouden kraaien, heeft nog iets dat harmonieert met het geheel, 't is de kreet van den honger, den haast, de afgunst en de vraatzucht. Maar 't oog heeft het kostelijkst deel. Dat meeuwenwit, witter, voller, glanziger dan sneeuw, steekt zoo krachtig mogelijk af tegen 't donkere grachtwater, de grauwe kaden, de grijze gevels.

Als de zon schijnt is de meeuwenvlucht mooi; maar dwarrelig; nu, bij sombere mist, maakt het schouwspel veel krachtiger indruk. Achter elkaar schieten de hongerige gasten van de rijke kinderen links uit den grauwen mist te voorschijn en