Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/89

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

83

met vollen bek verdwijnen ze dadelijk rechts, of zetten zich even te drijven op 't water. In de van ons afgekeerde bocht van den cirkel zijn 't witte vlokken, die door den nevel waaien; in de voorbocht is elk detail te zien in groote duidelijkheid, doordat ze vlak voor ons intoomen, stilstaan op de lucht, de kleine lakroode pootjes met de zwemvliezen uitsteken, als wilden ze ook daarmee grijpen of elkaar te lijf gaan. Wijd gaan de roode snavels open bij 't kijven om 't recht op een brok, dat de spitse tong te zien komt.

Een bonte kraai waagt het mee te solliciteeren naar de bedeeling, maar die komt er leelijk af. Zijn vlucht is te log, zijn schuwheid en zijn watervrees spelen hem parten; komiek is het pech van den rouwrok; net als hij wat pakken zal is 't juist voor zijn neus weggekaapt door zoo'п krijschenden roodsnavel.

Zoo hebben we zwierende vlucht en sierlijke golflijnen van verre, vleugelbewegen en mooie teekening in lijn en tint van nabij te bewonderen. Bij 't weifelend stilstaan vóór 't neerschieten vooral komt de fijne zilvergrijze kleur van den vleugel heerlijk uit op 't wit van hals en borst; bij de vleugelspits gaat 't grijs over in zwart met schitterend witte stippen. Mooi is ook 't groote zwarte oog in 't ronde kopje waar achter, met tusschenruimte van wit, een zwart halvemaantje is geteekend. Sommige hebben nog havanna of kaneelbruine vlekken op de vleugels en een donkeren dwarsband op den staart; dat zijn jonge dieren, laat in 't vorige jaar uitgebroed, nog niet voluit gekleurd.

Een heel enkele is er bij, die een chocolade-kleurigen kap draagt; dat is een voorbarige lentemaker. Maar 't zal niet lang duren, of bij alle onze grachtmeeuwen, groeit achter 't bruine halvemaantje een vlek; een smalle donkere kring