Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/11

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


O als de zon schijnt
en de aard wegkwijnt
in dien luister,
weg in 't duister,
en maar scheem'rend het hoofd
opheft in schauw omloofd
treed nader, treed nader,
blankvoeten te gader,
te gader de voeten, de handen —
de lachtande
de blauwooge
de blondhooge,
de zilverwoorden weenende,
het lijnig hoofd leenende
achterover omhoog in de lucht —
zoet, zoet, langzaam vlucht
door het zonnedagen
in de hooge hagen
zon — zoet zoet langzaam vlucht,
ga niet te gauw voorbij, voorbij, voorbij, de lucht
blijft hangende bevende achter u —
verlangende eeuwig naar u