Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
eeuwig, eeuwig, — vlucht niet te vlug —
achter uw rug
rek ik de armen
van verlangen, van verlangen
rek ik de armen,
vlucht niet te vlug.

O hoe blank zijt gij van rug,
zongebrand, uitgeglansd vleesch —
waar het tot schouder oprees,
waar de lichte haren
in trillende snaren
in de zonnescharen
hangen saam in de lucht,
in de lucht in de lucht
terwijl gij vlucht.

O als de zon schijnt
en de aard wegkwijnt
wèg in het duister —
en dan wèg de luister,
uwe luister,
alle luister.