Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/115

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


De lucht was fijn. Avond.
Zon weg. Een schijnavond —
een veld groen koren, goudzilver
onder golflichtgeschilver.

Een grijze geit en een geitje,
en 'n grijsblond borstbloot meisje
dwars op haar knietjes —
zoo met hun drietjes.

Een sprong van 't kleine geitje,
een woord van 't kleine meisje
't oog groot en het vel blond —
alles onbewogen, bezond.