Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/117

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
en de teeder gevelde borsten omhoog
waarlangs het licht langzaam vloog
omdat zìj het was — omdat zìj zìj was —
het roode langzame lichte witte met een beetje goude licht
en over haar wang en gezicht
gleed het neder omlaag, langzaam en juist daarom traag,
en ze kwam zoo dicht bij me
en ze neerlei me
haar teedere volle borst tegen mijn lip
een oogenblik, want een tip
was ook al veel te veel voor mij
en ze streelde ook over mij
haar groote omhoog geheven zware maar mij lichte hand
en ze legde aan mij
heel het uitgestrekte bloeiende bloem-beddige land
van haar fonkelend , gazzend, zonnend , koren-vlammend lijf
en ik hield me stijf
om niet te vallen, want ik voelde de duizendtallen
van groote bloeddruppels opspringen als een regen in mij
maar als een plassende stralende regen in Mei
voelde ik toen het licht van haar oogen
door de glimlichte glanzende drooge
luchten over me heen —
't werd stiller om me heen,
ik zag haar gaan, lichtspreidend als een rad van vuur,
verder en verder, zwijmen in dag, overal gelijk vuur —