Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/17

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


O koele zwarte ademen van den nacht,
stil vlietende kannen van wijnzwart gebracht
in haar rouwvingeren slepend zoo zacht —
gaat lavende tot waar mijn liefste wacht.
Ziet ge het flonkerend zware roode
wijnvocht de kan uit, de roodgoude,
vallen dwars door den zwarten nacht,
dat is de sombere roode oude
opgegravene bloedenddoode
wijn in de nachthand hier gebracht.
O mijn liefste laten we drinken
samen het rood, als zee'pinken
dwalen naar huis die de vischvangst doen —
samen diep door het duister zinken
tusschen de huizen die donker weerklinken
of ze binnen ons stappen nadoen.
Die huizen die zijn wel volgeladen
stille lichtmenschen die zich te raden
woorden geven en lachen stil —
wij loopen saam door het duister te baden
boordevol vol van de donkere zaden
vreugde die straks hoog groeien wil.