Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/53

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De lente komt van ver, ik hoor hem komen
en de boomen hooren, de hooge trilboomen,
en de hooge luchten, de hemelluchten,
de tintellichtluchten, de blauwenwitluchten,
trilluchten.

O ik hoor haar komen,
o ik voel haar komen,
en ik ben zoo bang
want dit is het siddrend verlang
wat nu gaat breken —
o de lente komt, ik hoor hem komen,
hoor de luchtgolven breken
rondom rondom mijn hoofd,
ik heb het wel altijd geloofd,
nu is hij gekomen.

Goud is het in de lucht als goude heiligen,
in labberlichtkleeden, de zeilige
die nu de aarde bevaren, bezeilen,