Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/61

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
tranen neervallen, lachen opschijnen,
en 't leven in lichte treinen
lachend voorbijgaat alsof het leeft —
zie vèr, vèr geeft
zich de een na de ander op als golven,
golven, golven bedolven
de een na de ander, alles is lichten,
wit, wit verlichten
en scheem'rend schijnen
vlekken en lijnen.....;
dat is de koninklijke dag
dien een arm kind zag,
lang geleden, lang geleden,
verlangende, toch tevreden,
niet wegdurvend uit verlangen,
lange, lange, lange.

En altijd weer dagen
goudzonspreidingvlagen
en mijn naakte armen omhoog in het licht
en mijn hoofd achterover naar 't licht,
en altijd wachten
wat in gedachten
geheel niet meer was dan wit licht.