Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
des eeuwigen hemels
en ernstige kemels
van wolken, onderwijl hoog over de lucht —
mijn jeugd, mijn jeugd, vlucht, vlucht,
vlucht niet te gauw voorbij,
maar blijf bij mij.

En donkere nachten
met purperblauw gedachten
en woorden uit omlage stad —
ik zat, ik zat
duisteromfonkeld, nachtoogbelonkeld,
omhoog tegen mijn kussen
gedachten te sussen
en wiegelen in mijn armen —
dat maakte zoo warme
mijn borst en adem langs mijn hals.

En dan de verlangenweeën
naar de schitterlichtzeeën,
naar het teere vingrige spelen,
naar het ongehoord tintelgekwelen,
naar het strepend fellichtend ooglichtblauwen,
naar het lichtezwemen van vrouwen,
naar omtrekken licht die vallend kwijnen,
waar lichamen lijnen schijnen,
ver weg, ver weg —
terwijl hier ver weg