Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/67

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zacht kwam ze als jonge sneeuw,
stille en wiegelend,
witte zich spiegelend
in den spiegel der grijze eeuw.
De eeuw was een grijze spiegel,
blinkende met gewiegel,
voer ze er over heen wit in het wit verleen.

Ze was lichtgeschuim, ze was vonkelsel,
ze was licht'ge luim, sterkarbonkelsel
op het waterig vlak der aard,
ze was handgevlam, ze was vuurgelicht,
ze was brandgekam, ze was uurgelicht,
ze was brandende diamantsneeuw,
o ze was toch bewaard,
blanke gekooide meeuw,
eind'lijk voorbijvliegende aan de aard.

In de grijze lichthoven,
op den akker lichtschoven,