Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/93

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
die kwam in ' t ruischen van haar haar
in 't schijnen van haar oogen waar
ze teer lichtroode is —
haar arrem is
zooals een boom omhoog gegroeid
tot haar gezicht dat als een bloem uitbloeit.

De dag ging en ook het zonnelicht
van haar gezicht,
ik zat als een pelgrim bij
een boom en zij boven mij.

In de stilte van haren avend
lag ik als een schip gehavend,
mijn hart deed een beetje pijn.

Nog altijd kan ik 't niet zeggen,
mijn arme verlangen niet zeggen,
mijn leegte en mijn begeer
grooter en meer en meer.