Pagina:Hertogenbosch en derzelver inwoners bij het begin der negentiende eeuw.djvu/38

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
( 30 )

Roomſchen nimmer hun oogmerk bereiken! Laat ons die Verblinden met medelijden beſchouwen, en laat ons vooräl toezien, dat wij niemmer kwaad met kwaad vergelden, hat ons liever ernſtig voor hun bidden, dat God hunnd harten verandere! – Jesus, onze Verlosſer, zij hierïn ons naarvolgenswaardig voorbeeld; Hij ſmeekte zelfs aan het Kruis door zijne vijänden vastgeklonken, voor zijne Beulen. – Ik zeg, zo dikwerf (en ach! hoe menigmaal denk ik onwillig aan mijn lot, en dat van alle mijne ongelukkige en vervolgde Lands- en Geloofsgenoten!) ik mij de, ſedert weinige jaren gehoudene, handelwijze der Roomſche Meiërijenaars in mijn geheugen ten rugge roep, bij mij zelven:

Kom nu, mijn Vijänd! 'k voel geen bloed door de ad'ren lopen,
Dan niet door 't Liefdevuur in mij bewogen word.
Mijn' ziel voelt zich tot vreê, door 's Heilands voorbeeld, nopen,
'k Vergeef hem, dien nog woed door wraakzucht aangeport.
Wat eer voor mij! – ik kan grootmoedig thands vergeven,
Mijn hart word nu beſtierd door laagmoed en geduld,
Mijn Vijänd heeft nu voor mijn'gramſchap niet te beven,
'k Vergeef, want Gij vergaaft, ô Heiland! mijne ſchuld[1].

Het
 
  1. De Mensch. II. Deel. I. Stuk B. 240. Dit voortreffelijk Werk zou vooräl voor de Roomſche Meiërijenaars zeer ge-
ſchikt