Pagina:Het Koninkrijk Deel 01 Voorspel (1969).djvu/17

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

PALEIS NOORDEINDE

riemen die men heeft', verzuchtte van Schaik, weinig bevroedend dat deze riemen tien maanden en drie dagen later zouden versplinteren in de storm die op 10 mei '40 zou opsteken. Fock kwam op Colijn terug: kon hij geen kabinet vormen buiten de partijen om? Men was het eens over Colijns bekwaamheid; maar zou zijn program kans van slagen hebben? Het mislukken van het beraad dat hij twee dagen tevoren, op 5 juli, met zes fractievoorzitters gevoerd had, wierp een donkere schaduw over de bespreking in het Paleis Noordeinde.

Twee uur heeft ze geduurd - en bitter weinig heeft ze op geleverd wanneer de Koningin voorstelt, naar luitenant-generaal Reynders en viceadmiraal Furstner te luisteren. De twee hoge militairen komen binnen; hun bezorgdheden zijn de Koningin allerminst onbekend. 'Deelt U mede wat U naar voren wenst te brengen,' zegt zij. 'Ik laat het geheel aan U over' en generaal Reynders steekt van wal.[1] Hij spreekt een uur lang: over de problemen en moeilijkheden van de grensverdediging; over de dienstplichtwet; over de wenselijkheid, de lichting tot 42 000 man en de oefentijd tot anderhalf jaar uit te breiden; over de noodzaak, een groot aantal militaire bestellingen zo snel mogelijk te plaatsen: lichte veldhouwitsers moeten zonder verwijl aangeschaft worden. Hij eindigt met de vraag te stellen of hij duidelijk genoeg geweest is.

De Koningin antwoordt: 'Voor mij is het zeer duidelijk geweest.' Een bitse formulering, een korte zin: zeven woorden slechts. Kreeg het tweede een vleugje nadruk? Er was reden voor.

Na Reynders Furstner. De admiraal spreekt in hoofdzaak over zijn geliefkoosd slagkruiserplan. Er moeten er drie aan de Koninklijke Marine toegevoegd worden. De veiligheid van Nederlands-Indië is nu maar voor 30 procent gegarandeerd; drie slagkruisers zullen dat percentage tot 80 doen stijgen. Ze zullen elk Japans convooi in elkaar kunnen schieten; ze zullen, betoogt de admiraal, door hun grotere snelheid de zwaardere Japanse slagschepen kunnen ontwijken. Na de bijeenkomst had generaal Reynders de bodem onder het optimistisch betoog weggetrokken door de admiraal te vragen hoe de lichtere slagkruisers ooit zouden kunnen doordringen tot

  1. Over dit gedeelte van de vergadering is het verslag in het archief van het Kabinet der Koningin zeer beknopt, maar de commandant van het veldleger, luitenantgeneraal J. J. G. baron van Voorst tot Voorst, heeft op 11 juli 1939 in zijn 'Dagaantekeningen' (archief sectie krijgsgeschiedenis en ceremonieel van het hoofdkwartier der Koninklijke Landmacht, hier verder aan te duiden als: Sectie krijgsgeschiedenis) vastgelegd wat generaal Reynders hem terzake meegedeeld had. Deze bron wordt verder aangeduid als: J. J. G. van Voorst tot Voorst: 'Dagaantekeningen'.

6