Pagina:Het Koninkrijk Deel 02 Neutraal (1969).djvu/11

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

KONINGIN WILHELMINA

punt, uit eigen beweging weg te gaan. Maar ik was ook niet altijd aangenaam; toen zij mij wilde uitleggen dat het 'doelloos' van generaal Snijders niet zo gemeend was, antwoordde ik dat ik één taal bijzonder goed verstond en dat dit Nederlands was, waarom ik omtrent het woord 'doelloos' geen uitlegging behoefde, ook niet van Hare Majesteit; dat bovendien ik niet alleen het woord zo goed begrepen had, maar ook de twee bekwame stafofficieren die bij het gesprek tegenwoordig waren geweest. En zo ging het een uur lang door zonder ander resultaat dan de verklaring dat zij nader met de voorzitter zou overleggen.

Toen ik wegreed, had ik toch bewondering voor de flinkheid waarmee Hare Majesteit de storm had doorstaan en met hoogrood gezicht voet bij stuk had gehouden. Ik had niets bereikt.'[1] Waarom had de koningin zich tegen het heengaan van generaal Snijders verzet? Wij kunnen er slechts naar gissen. De generaal (wiens pro-Duitse opvattingen zij allerminst deelde) was een flink krijgsman van het slag waar haar hart naar uitging. Zij vond, dat de minister aan dat ene ongelukkige woord 'doelloos' teveel betekenis toegekend had: de generaal had bedoeld 'vruchteloos' te zeggen; eind mei zou deze op schrift stellen dat ook hij van mening was,

'dat het geval zich kan voordoen dat aan ons eisen worden gesteld die wij niet kunnen of mogen inwilligen en waarbij de eer des lands en onze nationale waardigheid eisen, ons gewapenderhand tegen het afdwingen van de verlangde concessies te verzetten, zelfs al bestaat het vooruitzicht dat deze weerstand . . . met onze ondergang zal eindigen.'[2]

Het is aannemelijk dat de koningin mede betoogde dat het heengaan van de opperbevelhebber (dat men niet zou kunnen toelichten!) alom in den lande deining zou veroorzaken; bovendien stond het ministerie op aftreden: zeven weken later, op 3 juli (dat was al aangekondigd), zouden verkiezingen plaats vinden voor een nieuwe Tweede Kamer; konden (wellicht was dat ook een vraag die zij stelde) de zittende ministers de beslissing in een zo belangrijke zaak dan niet aan hun opvolgers overlaten?

Dat laatste geschiedde. De Jonge kwam van zijn besluit om af te treden terug: zijn zeven ambtgenoten deden toen hetzelfde. Generaal Snijders schreef een lange nota om zich tegen de verwijten van de Jonge te verdedigen; de Jonge schreef een contra-nota en handhaafde zijn verwijten en in de notulen van de ministerraad van 8 juni '18 werd het volgende vastgelegd:

'Besloten wordt dat de tijdelijke voorzitter de nota van de minister van oorlog

  1. A.v., p. 44.
  2. C. J. Snijders: 'Nota over de militaire toestand van Nederland', Bescheiden buitenl. politiek 1917-1919 I, p. 535.

4