Pagina:Het Koninkrijk Deel 02 Neutraal (1969).djvu/29

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

KONINGIN WILHELMINA

mina's leven vóór 1940 betrekking hebben. Op latere feiten willen wij niet in bijzonderheden vooruitlopen. Roept men zich evenwel (om slechts dit ene voorbeeld te noemen) uit haar Londense radioredevoeringen de passages in de herinnering waaruit een diepe verbondenheid met de eenvoudige medemens sprak, dan is er reden, zich af te vragen, of de vooroorlogse verhoudingen waarin zij nauwelijks van verbondenheid, van mildheid, van mededogen kon getuigen, door haar niet als een ernstige beknotting van haar menselijke mogelijkheden gevoeld zijn. De kroon schept afstand. Wie kon die afstand overbruggen? Wilhelmina heeft zich vaak als een uitgestotene gevoeld, zij is vaak een uitgestotene geweest. Gaf de uitoefening van het koningschap haar een diepe bevrediging! Het moge zo zijn - maar wij menen, dat de werkelijke problematiek van haar leven, zo lang, zo bewogen, zo boordevol taken en verantwoordelijkheden, toch vooral gelegen heeft in het feit dat zij terzelfdertijd onder dat koningschap geleden heeft. En ook dat mocht niet getoond worden.

Zulk een problematiek kan slechts aanvaard, zulk een taak kan slechts blijvend getorst worden, wanneer men dat aanvaarden en torsen voelt als een volstrekte, onontkoombare, indiscutabele noodzakelijkheid, wanneer men is wat men moet worden. Inderdaad, vanaf het moment waarop het vroegste zelfbewustzijn in haar ontwaakte, is Wilhelmina koningin geweest. 'Zonder dat het mij mogelijk was dit te uiten (ik was eerst tien jaar), hield toch' (wij citeren haar eigen beschrijving)

'mijn toekomstige taak mij bezig, vroeg ik mij af hoe ik mij die moest voorstellen en welke mijn verantwoordelijkheid zou zijn. Ik moest mij daar een voorstelling van kunnen maken, moest weten wanneer het tijdstip was dat deze taak aanving en hoe ik dan reeds groot en verstandig zou kunnen zijn. Anders kon ik niet tot innerlijke rust komen. Ik overwon mijzelf en stelde moeder de nodige vragen. We hebben daar samen lang over geboomd, in diepe ernst. Ik was er erg van onder de indruk, hoe kort de acht jaren waren waarin ik volwassen en wijs en verstandig moest worden en begreep dat er geen tijd verloren mocht gaan.'[1]

Een aandoenlijke passage - men is geneigd, er 'arm kind!' bij te verzuchten. Zo jong nog, en zozeer reeds geconcentreerd op de grote taak die komende is! Welnu, voor haar geestelijke vorming zijn die acht jaren welke tussen de dood van haar vader en haar eigen troonsbestijging verliepen, van fundamentele betekenis geweest. Wat zij zich in die jaren aan opvattingen eigen maakte, zou zij in wezen later niet meer prijsgeven.

  1. Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen, p. 31.

22