Pagina:Het Koninkrijk Deel 02 Neutraal (1969).djvu/31

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

KONINGIN WILHELMINA

Juliana's studie aan de Leidse universiteit, in persoonlijk contact kwam met hoogleraren in wie zij geen tegenstelling kon ontwaren tussen geloof en wetenschap, 'zij ontdekte toen, dat het mogelijk was om tegelijk een verknochte aan de wetenschap en een getrouw volgeling van Jezus te zijn.'[1] Haar volgelingschap wekte in haar, hoezeer zij ook 'een door-en-door reformatorische figuur' was en bleef[2] (waarbij tot laat in haar leven een negatieve benadering van het katholicisme paste), een diep en ongeduldig smachten naar de eenheid der christelijke kerken, ja naar de geboorte van de nieuwe mens, naar de vestiging van het Koninkrijk Gods op aarde.

Haar koningschap beschouwde zij als van God gegeven. 'Het 'bij de gratie Gods' was voor haar geen devotieformule, laat staan een historisch fossiel, maar een ontzaglijke realiteit: God in den hoge had in Zijn genade Zijn dienaresje Wilhelmina op de troon geplaatst.'[3] In trouw aan Hem wilde zij haar taak volbrengen, want, zo drukte zij het op het eind van haar leven uit, 'het is de wil van die hoge Wijsheid die, zonder dat de mensen die de geschiedenis maken zich ervan bewust zijn, de historie bestiert door de mensen die Zij zendt om het Goddelijk beleid ten uitvoer te brengen.'[4] Als een van die mensen beschouwde zij zichzelf. Nederland was in haar visie 'in verleden, heden en toekomst' bij uitstek 'door God geleid'.[5] 'Zij was geneigd', aldus Booy,

'de Nederlandse geschiedenis te interpreteren als de geschiedenis van het Israël van het westen, het Nederlandse volk te zien als Gods nieuwe bondsvolk, een volk waar in Gods hart een uitzonderlijk grote plaats voor was. Zij kwam hiertoe na de bestudering kort na haar troonsaanvaarding van Groen van Prinsterers Geschiedenis van het Vaderland ('De geschiedenis van Nederland is boven die van de meeste, zelfs christelijke volken gewichtig. De Heer heeft grote dingen gedaan... Nederland onder de natiën der aarde tot een toonbeeld Zijner genade gesteld.')

Dit boek ontdekte zij zelf en het was een openbaring voor haar. Ook omdat het voldeed aan de diepgevoelde behoefte aan het in één bezield, ongecompliceerd verband hebben van bijbel en vaderlandse historie... Het boek van Groen bleef tot haar dood een ereplaats behouden in Wilhelmina's boekerij. Alle jaren dat ik bij haar werkte, lag het binnen handbereik.'[6]

Als de taak der Oranje's, ja als de hun door God geschonken opdracht zag zij het, een wijze leiding te geven aan het Nederlandse volk. Bij haar abdicatie uitte zij jegens Juliana het vertrouwen, dat deze het zou 'verstaan,

  1. Booy: De levensavond van koningin Wilhelmina, p. 119.
  2. A.v., p. 190.
  3. A.v., p. 168-69.
  4. Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen, p. 11.
  5. A.v., p. 15.
  6. Booy: Het is stil op Het Loo, p. 152-153.

24