Pagina:Het Koninkrijk Deel 02 Neutraal (1969).djvu/34

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

KONINGIN EN MINISTERS

intelligente persoonlijkheid die het (zo zag zij het), mede in dienst van haar Schepper noodzakelijk achtte, onwrikbaar vast te houden aan de inzichten en overtuigingen die zij zich als jong meisje eigen gemaakt had.

Er is over die inzichten en overtuigingen uit de periode harer vorming meer te berichten.

Allereerst dit, dat haar neiging tot achterdocht, in het bijzonder jegens ministers, in belangrijke mate versterkt werd door hetgeen koninginmoeder Emma haar bij tijd en wijle vertelde van moeilijkheden met de leden van de kabinetten uit de jaren '90. 'Zo kreeg ik reeds jong', schreef Wilhelmina aan het eind van haar leven,

'een beeld van allerlei personen, indrukken die toen sterker waren dan ze later zouden zijn geweest. Het zal niemand verwonderen als ik schrijf dat deze indrukken niet onverdeeld gunstig waren en niet nagelaten hebben op mijn gedachtenlevcn en gedachtcnwcreld in te werken. Met het vertrouwen van moeder was ik heel gelukkig. Maar wel was het op deze leeftijd soms moeilijk alles wat ik hoorde te verwerken.'[1]

Houdt men in het oog dat deze passage met grote terughoudendheid geschreven is (een terughoudendheid die Wilhelmina in Eenzaam maar niet alleen, waar het haar relaties met ministers betrof, zeer bewust en zeer systematisch betracht heeft), dan gaat het wel niet te ver, te veronderstellen dat de koningin-moeder haar dochter voor ogen hield dat zij er als koningin verstandig aan zou doen, een zo groot mogelijke waakzaamheid te betrachten: hoe vaak was niet van het vertrouwen en van de aanhankelijkheid van vorsten misbruik gemaakt?

Voor de jeugdige Wilhelmina was, wellicht met een iets positiever accent, ook het contact met de enige zuster van koning Willem III, groothertogin Sophia van Saksen-Weimar, van eminente betekenis. Op haar droeg zij, aldus Booy, na haar vaders heengaan een groot deel van de liefde over die zij voor hem gekoesterd had. Wat leerde zij van haar tante? De groothertogin wist 'haarscherp ... dat de koning niet alleen een staatsman en een generaal moest zijn maar ook een cultuurdrager en een cultuurbehoeder en een vriend der mensen.'[2] Zij, 'die zo goed met het leven hier te lande op de hoogte was gebleven, was', schreef Wilhelmina, 'voor moeder een gesprekspartner als geen ander. Met haar kon moeder over alles spreken'[3], 'de gesprekken die zij met mij voerde, zijn werkelijk van onschatbare waarde voor mij geweest.'[4] In welke opzichten? Wij moeten

  1. Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen, p. 42-43.
  2. Booy: Het is stil op Het Loo, p. 99.
  3. Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen, p. 66.
  4. Zo tegen Booy. De levensavond van koningin Wilhelmina, p. 156.

27