Pagina:Het Koninkrijk Deel 02 Neutraal (1969).djvu/42

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

'MET ZEDELIJKE MOED'

er van overtuigd was dat zij alle besluiten van wezenlijke betekenis geheel alleen moest nemen, in eenzaamheid als het ware. 'En vergeet u niet, meneer', zei zij eens tegen Booy, 'het was toen usance dat je als staatshoofd, hoe jong ook, over de zaken zelfs je moeder niet mocht raadplegen. Het was een toestand: op je achttiende jaar regeren en niet het recht hebben om je moeder iets op het gebied van het landsbestuur te vragen. Je moest meteen dertig zijn.'[1]

Zowel bij het begrip 'usance' als bij de formulering 'niet het recht hebben' zouden wij een vraagteken willen plaatsen. Rechtens lag niets vast en het was vrij algemeen bekend dat in de negentiende eeuw in constitutionele monarchieën elders andere usances gegolden hadden: koningin Victoria van Engeland had, zolang haar echtgenoot, prins Albcrt, leefde, geen belangrijk besluit genomen zonder diepgaand overleg met hem. Hoe dat zij: zo wilde Willielmina koningin zijn - in soevereine, autoritaire eenzaamheid binnen haar familie en gezin. Van 1898 af werd haar moeder, van 1901 af haar echtgenoot, prins Hendrik, buiten alle staatszaken gehouden; haar officieel en haar particulier leven werden strikt gescheiden sferen - wat niet verhinderde dat zij de spanningen welke het officieel bestaan haar oplegde, vaak in haar particulier bestaan uitleefde, soms tot schrik van haar omgeving. Zij kon hoogst grillig zijn.

Bij de eerste kabinetsformatie waartoe zij opdracht moest geven (zomer 1901) maakte zij, gelijk weergegeven, al gebruik van de mogelijkheid om aan de verlening van die opdracht bepaalde voorwaarden te verbinden. Twee jaar later grepen de spoorwegstakingen van 1903 die een revolutionaire sfeer in het land schiepen, diep in de gang van haar 'innerlijke ontplooiing' in,

'want de leiding in mijn leven heeft juist door dit gebeuren mij tot het inzicht gebracht, dat heel het leven in al zijn vormen en geledingen alleen dan bewaard wordt voor rampen, indien het in Gods licht gezien wordt. De bij mij toen nog ontbrekende vastheid van overtuiging in dezen kwam. De lijn was getrokken, die van toen aan door heel mijn denken, spreken en handelen gelopen heeft.'[2]

Dat het staatsbestel haar, strikt binnen de grenzen van de Grondwet, bij conflicten althans theoretisch ruimer mogelijkheden tot ingrijpen bood dan zij bevroedde, werd zij zich vier jaar na de spoorwegstakingen bewust. Hier willen wij iets langer bij stilstaan.

  1. Booy: De levensavond van koningin Wilhelmina, p. 158.
  2. Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen, p. 119-120.

35