110
de oorsprong van een beekje, met witte wierafzetsels in 't midden doch met zwarte, glibberige, levende randen. Verder op, waar 't water minder heet is, worden de witte wieren door oranjeroode soorten vervangen. De overlaat is bizonder fraai gebouwd, daar de geheele meer dan handbreede oppervlakte er van met kleine koraalvormingen dicht bezet is. Aan de buitenzijde is een klein vijvertje, dat somtijds een afvloeibeekje heeft, maar dit was tijdens mijn bezoek droog. Die koraalvormingen in den overlaat zijn een begin van herstel der opening en leeren dus hoe de geheele wand is opgebouwd. Let men hier op, dan ziet men aan die zijde van den ketel, waar de winden van tijd tot tijd het water over den rand kunnen waaien, juist dezelfde koraalvormingen, maar kleiner, dikker en meer tot een dichte massa aaneensluitend. Zij staan in groepjes, die de richting van het overvloeiende water volgen en dus dwars over den ketelwand gaan; op de buitenvlakte zijn de koralen langer en met zuiverder, meer levende toppen dan op den bovenkant. Elders op den rand is de droge oppervlakte klaarblijkelijk afgesleten, maar vertoont toch nog dezelfde structuur. Ook zijn de openingen tusschen de wierkoralen hier door nieuwere formaties grootendeels toegegroeid. Hier en daar is door deze vormingen de wand fijn getand of gegolfd of gekarteld, maar zelfs in die tanden en kartelingen is de massa zoo hard als steen. De witte wiermassa is dus hier niet eerst een dikke gelei, maar verkiezelt nagenoeg in gelijke mate als zij groeit.
Topaas-pool is een jonger voorbeeld van dezelfde ketelvorming. Zij is van boven nog wijder open en zoo breed, dat zij aan haar rand voldoende afgekoeld