Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/206

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
194
 

vertoonen. Die eigenschappen hebben deels betrekking op den vorm, en deels op de erfelijkheid. De vormen van twee soorten kan men echter niet volledig vergelijken zoolang men van een van beiden slechts een of slechts weinige exemplaren bezit. Dit kan natuurlijk wel, als er zeer groote verschillen in het spel zijn, zooals bij het onderscheiden en omschrijven van soorten die uit vroeger niet onderzochte landen en zeeën worden medegebracht. In ons geval echter hebben wij uit den aard van de zaak steeds met zeer kleine verschillen te doen, verschillen die dikwerf niet duidelijk buiten het gebied der gewone of fluctueerende variabiliteit vallen. Men moet dus van de afwijkende exemplaren zaad winnen en dit uitzaaien, teneinde een juist beeld en een volledige beschrijving van het gemiddelde type te kunnen geven. Daar men nu voor de studie der erfelijkheid toch ook zaaien moet, zoo is het noodig thans eenigen tijd bij deze werkzaamheden stil te staan.

Het is om de waardeering van kleine verschillen te doen. Daaruit volgt, dat twee exemplaren, die schijnbaar aan elkander gelijk zijn, toch in werkelijkheid nog kunnen verschillen, terwijl omgekeerd de fluctueerende variabiliteit verschillen kan doen waarnemen bij individuen, die eigenlijk tot eenzelfde type behooren. Deze overweging leidt tot de conclusie dat men de zaden van elk exemplaar afzonderlijk moet oogsten en afzonderlijk moet zaaien. Want alleen zóó kan men zeker zijn, zuivere rassen te verkrijgen. Elke variatie in een groep van kinderen van ouders, wier zaad gemengd werd uitgezaaid, kan het gevolg van die menging zijn. Zijn de kinderen eenvormig, dan is het bewijs natuurlijk van die voorzorgen onafhanke-