Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/108

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
96
DE ROL DER HONIGKLIERTJES IN DE BLOEMEN


nen liggen. Men bespeurt dan, dat elke stempel door een bandvormig lipje gesloten is, dat aan den onderrand bevestigd is (fig. 47 st). Eerst op korten afstand onder dit lipje ligt de top van den meeldraad. De drie stempelbladen vormen als het ware het koepelvormige dak van drie kanalen, wier bodem door de bloembladen gevormd wordt. In ieder dezer kanalen ligt een meeldraad, dicht tegen het dak aangedrukt, en daardoor volkomen tegen bevochtiging van zijn stuifmeel door regen of dauw beschermd. In de diepte van deze kanalen bevindt zich de plaats waar de honig afgezonderd wordt; naar dit uiteinde toe wordt het kanaal al smaller, en steeds beter van alle kanten gesloten.

Fig. 47.

Bloem der Iris, nadat kelk,
bloemkroon en meeldraden
afgesneden zijn. Alleen de
stamper met de drie stem-
pelbladen (s) is overge-
bleven: st stempel.

Het voordeel van deze inrichting springt terstond in het oog. De honig is hier tegen den regen geheel veilig, en kan zich, zoo er gedurende eenigen tijd, b.v. 's nachts of bij regenachtig weder, geen insekten komen, langzamerhand in groote hoeveelheid verzamelen, zonder gevaar van verlies te loopen. Verder kunnen de insekten den honig slechts van uit de monding van het kanaal bereiken: zij zijn dus daarbij steeds genoodzaakt zich langs den stempel en de meeldraden te bewegen. Doch voordat ik de werkzaamheden der insekten beschrijf, wensch ik nog een enkel woord over het stuifmeel te zeggen.

De stuifmeelkorrels zijn tamelijk groot, en hangen zoozeer aan elkander, dat zij, zoolang geen kracht van buiten daartusschen treedt, aan de meeldraden blijven zitten. Noch van zelf, noch door den wind, of door eenige beweging der bloem kan de zware kleverige stuifmeelmassa opwaarts naar de stem-