Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/117

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
105
DE ROL DER HONIGKLIERTJES IN DE BLOEMEN.


tuinhommel (Bombus hortorum) heeft echter een zuiger van 20 mM. lengte. Nog langere monddeelen hebben slechts de vlinders, waaronder de avondvlinders wel die met de allerlangste zuigers zijn (Sphinx Ligustri heeft 37—43, Sphinx Convolvuli 65—80 mM. zuigerlengte, beide dus langer dan de langste sporen van bij ons inheemsche planten).

Fig. 49.

Een soort van Sphingide (Macroglossa stellata-
rum L. Meekraprups of Onrust) met uitgestrek-
ten zuiger. (Natuurlijke grootte.)

Het is hier de plaats niet om een uitvoerige beschrijving van de monddeelen der insekten te geven; dit zou ons noodzaken in een reeks van détails te treden, die tot ons onderwerp slechts in een zeer verwijderde betrekking staan. Wij willen hier slechts een afbeelding (fig. 49) bijvoegen van een inheemschen avondvlinder, met uitgestrekten zuiger, om daardoor een beter denkbeeld van de aanzienlijke lengte van dit orgaan te geven en te toonen, dat het meer dan voldoende is om zelfs uit de sporen der Orchideeën den honig te verzamelen. Het laatste zal duidelijk worden, wanneer men de achterstaande figuur (fig. 50) beschouwt, die een sterk vergroote afbeelding van de bloem eener zeer algemeene soort van Orchidee is. Over den bouw dezer bloemen spraken wij reeds uitvoerig in ons hoofdstuk over de meeldraden.

Aan het eind van dit hoofdstuk gekomen, blijft er ons nog