Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/126

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
114
BESTUIVING VAN KLEINBLOEMIGE


waarin zich het tweehokkige vruchtbeginsel bevindt. Daarop zijn een bijna onzichtbare kelk, vijf witte bloembladen, vijf meeldraden en twee stijlen met hun stempels ingeplant.

Fig. 56.

Gewone Wortel of Peen. (Daucus Carota).

A. Tak met een bloeiend, en twee jonge schermen. B. Bloem, vergroot. C.
Bloem, overlangs doorgesneden. D. Vrucht. D'. Dezelfde, overlangs
doorgesneden. E. Vrucht, dwars doorgesneden.

In de ruimte, die op den bloembodem tusschen de meeldraden en de stijlen overblijft, is het weefsel sterk aangezwollen en in een groote honigklier veranderd. De honig ligt dus, gelijk men ziet, geheel open, en is dus voor alle insekten toegankelijk. Reeds met het opengaan der bloem beginnen de meeldraden te bloeien; daarbij richten zij zich uit hun teruggebogen stand min of meer op, ten einde door de insekten, die het scherm bezoeken, van hun stuifmeel verlost te worden. Ter-