Naar inhoud springen

Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/130

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
118
BESTUIVING VAN KLEINBLOEMIGE


speelt (fig. 57 K). De bloemkroon is van onderen buisvormig, en loopt naar boven in een lang en smal lint uit. Ongeveer op de grens van buis en lint zijn de vijf meeldraden ingeplant, wier helmknoppen tot een kokertje vergroeid zijn. Het stuifmeel wordt aan de binnenzijde van dit kokertje vrij, en terwijl de stijl, die tijdens het ontluiken der bloem nog zeer klein is, door het kokertje heen groeit, borstelt hij als het ware het stuifmeel er uit, en brengt het als een klompje op den top der meeldraden, vanwaar het door insekten gemakkelijk medegenomen wordt. Zoo wordt langzamerhand al het stuifmeel uit het buisje verwijderd, en eerst daarna treedt de stijl er uit te voorschijn. Weldra ontplooit deze nu zijn beide stempels (fig. 57 L.), die tot nog toe met hun kleverigen kant tegen elkander aangedrukt lagen. Eerst dan is de stamper gereed om bestoven te worden.

Men overtuigt zich gemakkelijk dat in elk bloemhoofdje eener Paardebloem eerst de buitenste bloemen zich openen, dan de daarop volgenden, en zoo vervolgens, zoodat eerst na eenige dagen de beurt aan de middelsten gekomen is. Terwijl nu de meeldraden der buitenste bloemen bloeien, zijn er in het bloemhoofdje nog geen stempels te zien. Hun stuifmeel gaat dus verloren, of wordt door de insekten naar de hoofdjes van andere planten overgebracht. Zoodra echter de buitenste bloemen zoo oud zijn, dat haar stempels bloeien, bloeien de meeldraden in een krans van jongere bloemen. Elk insekt dat over het hoofdje heen en weer loopt, zal dus bestuiving kunnen bewerken. Zoo duurt het voort, totdat eindelijk de laatste bloemen in haar laatste periode getreden zijn, d. i. hare stempels ontplooid hebben. Dan is er geen stuifmeel op het hoofdje meer te vinden, en slechts als het geluk wil dat dit van andere hoofdjes door insekten wordt aangevoerd, kunnen deze laatste bloemen nog bestoven en bevrucht worden. Ik wil niet nalaten op te merken, dat, waar veel Paardebloemen tegelijk in elkanders nabijheid bloeien, ook de laatste bloempjes wel steeds door insekten zullen bestoven worden.

Terwijl nu bij de Paardebloem en een groot aantal daarmede verwante planten groote kans bestaat dat het stuifmeel der