Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/140

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
128
DE BESTUIVING VAN BLOEMEN DOOR DEN WIND.


en de gerst bezitten daarentegen aren. In de beschrijvende plantkunde heeten deze meer in 't bizonder samengestelde aren, daar bij nader onderzoek blijkt, dat elk der kleine bloemgroepjes in het klein den bouw en de eigenschappen van een aar herhaalt.

Fig. 63.

Samengestelde aar van
Tarwe.

Het is dus eigenlijk een vereeniging van kleine aartjes tot een groote aar. Onze figuur 63 stelt een tarwe-aar tijdens den bloei voor; men ziet de lange stuifmeelknopjes aan hun dunne helmdraadjes uit de bloemen hangen, en daartusschen op sommige plaatsen de pluimvormige stempels te voorschijn treden. Evenzoo is het bij de gerst en de rogge. Men begrijpt licht, dat als de wind over een bloeiend roggeveld waait, geheele wolken stuifmeel opgenomen en langs de aren voortbewogen zullen worden, en dat het dus van zelf spreekt dat een groot deel dezer korrels op de stempels komen zal. Daar deze kleverig zijn, blijft het fijne poeder er gemakkelijk aan hechten.

Met de grassen nauw verwant is de familie der Cypergrassen of Rietgrassen, die zich wel in menig kenmerk van de grassen onderscheiden, op het eerste gezicht echter gemakkelijk voor grassen kunnen gehouden worden. Hiertoe behoort de Egyptische Papierplant, wier stengels, in dunne reepen gesplitst en gedroogd, in oude tijden als papier gebruikt werden. Verder behoort hiertoe een der belangrijkste planten onzer duinen, de Zegge of het Rietgras, een plantje, welbekend om zijn lange laag kruipende wortelstokken, die in het kale duinzand, soms