Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/15

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
3
BESTUIVING EN BEVRUCHTING.


zijn top een kogelvormigen stempel (fig. 2stig) draagt. Het vruchtbeginsel draagt dien naam, omdat het werkelijk het beginsel der vrucht, de vrucht in haar jongsten toestand is. Hiervan kan men zich gemakkelijk overtuigen, zoo men het doorsnijdt. Het blijkt dan hol of dikwijls in hokjes verdeeld te zijn, waarin de jonge zaden liggen. Deze heeten nu nog zaadknoppen en worden, terwijl het vruchtbeginsel tot vrucht wordt, zelve tot zaden. Niet zelden vindt men in 't midden eener bloem meer dan één stamper.

Fig. 1.     Fig. 2.
Meeldraad der
Amaryllis.
Stamper der
Primula Sinensis.

Rondom den stamper staan de meeldraden. Het zijn langwerpige knopjes, op een dun steeltje bevestigd. In het knopje bevinden zich twee betrekkelijk vrij groote hokjes, waarin het product der meeldraden gevormd en tot aan het tijdstip van den bloei bewaard wordt. Dit product is een fijn, meestal geelachtig poeder, dat bij de meeste planten kleverig van natuur is, bij anderen daarentegen droog. In dit laatste geval stuift het, bij het schudden der bloemen door den wind, gemakkelijk weg. Aan deze eigenschap heeft het den naam stuifmeel te danken, dien het thans ook in die gevallen draagt, waarin het kleverig is en dus niet stuiven kan.

Wij zagen reeds dat het doel van het leven der bloem de vorming der vrucht is. En van de vrucht zijn de zaden weder het belangrijkste deel; ja de vrucht is eigenlijk alleen een omhulsel om deze in te bewaren en tegen gevaren te behoeden. Dat de rol der zaden de voortplanting der soort is, behoeft niet gezegd te worden. Iedereen weet toch, dat alle éénjarige planten aan het eind van den zomer geheel afsterven, en dat er van haar slechts de zaden overblijven, waaruit in 't vol-