Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/69

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
57
DE MEELDRADEN EN HET STUIFMEEL.


dit kostbare poeder zooveel mogeiijk voor verlies behoedt.

Voor ik van dit onderwerp afstap, wil ik nog mededeelen, dat de bloemen der distels en van verschillende soorten van korenbloemen (Centaurea) de beste voorbeelden tot herhaling dezer waarnemingen en proeven bieden, en dat men de fijnste bijzonderheden dezer verschijnselen het gemakkelijkst bestudeeren kan, zoo men van eenige bloempjes het geheele bovenste deel der bloembuis wegsnijdt en daardoor de meeldraden in hun geheel zichtbaar maakt.

Op die wijze is het in onze figuur 20 afgebeelde bloempje behandeld geworden. Het spreekt van zelf, dat bij deze operatie de meeldraden sterk geprikkeld worden, en dat men het bloempje daarna dus eenigen tijd in rust moet laten, voor en aleer men er de beschreven verschijnselen aan bestudeeren kan.

 

 

Gaan wij thans over tot de beschouwing van het bevruchtende poeder zelf, waarvan wij het ontstaan in de meeldraden en de overbrenging op den stempel door de hulp der insekten reeds zoo dikwijls hebben besproken. De naam "stuifmeel" duidt schijnbaar een droog, fijn korrelig, gemakkelijk verstuivend poeder aan. Dat is echter thans niet meer de beteekenis van het woord. Voor die planten, wier stuifmeel door den wind verplaatst wordt, is de gegeven omschrijving juist. Bij de meeste planten, wier bestuiving door insekten geschiedt, stuift het stuifmeel niet, doch is zoo kleverig, dat het aan alles hecht, waarmede het in aanraking komt, en dus ook gemakkelijk door het lichaam der insekten medegevoerd wordt.

Bij verreweg de meeste planten bestaat het stuifmeel uit enkele, door het mikroskoop gemakkelijk zichtbare korrels, die, afgezien van de kleverigheid hunner oppervlakte, los naast elkander liggen. Wij beschouwen dus dit geval het eerst, om pas later tot de bespreking der zoogenoemde stuifmeelklompjes over te gaan.

De stuifmeelkorrels bieden, onder het mikroskoop gezien, meestal zeer fraaie regelmatige figuren aan, waarvan onze