Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/72

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
60
DE MEELDRADEN EN HET STUIFMEEL.


Bij sommige plantengeslachten liggen de stuifmeelkorrels niet vrij of los aan elkander klevend in hunne hokjes, maar zijn zij tot vaste klompjes verbonden, waarvan elk hokje er één bevat. Gewoonlijk vertoonen deze klompjes nog bizondere, steelvormige aanhangsels. Vele Orchideeën (fig. 32) en de soorten van het geslacht Asclepias bezitten deze inrichting.


Fig. 31.     Fig. 32.
Stuifmeelklompjes van
Orchis maculata.
Bloem van Orchis mascula. De bladen van het bloemdek
zijn weggesneden; alleen met uit-
zondering van een deel van het lipje l en de
spoor n; a helmknop; r beursje, s stempel
(naar Darwin).


In fig. 31 liggen de beide klompjes, die in de twee hokjes van den eenigen meeldraad van Orchis ontstaan, in natuurlijke ligging naast elkander. Hun steeltjes loopen elk in een schijfvormig knopje uit, welks oppervlakte kleverig is. De meeldraad is nu zóó in de bloem geplaatst, dat een insekt, wanneer het den honig uit de bloem zuigen wil, noodzakelijk met zijn zuigorgaan, of met zijn kop, de beide schijfjes aanraakt. Trekt het nu den kop terug, om naar een andere bloem te vliegen, zoo blijven de schijfjes er aan vastkleven en het dier trekt de geheele klompjes uit de helmhokjes en draagt ze met zich mede.