Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/80

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
68
DE BETEEKENIS DER BLOEMKROON.


van Iris Pseudacorus den honig te bereiken; evenzoo ziet men sommige zweefvliegen niet zelden den zuiger zoo ver mogelijk uitstrekken om te trachten in de bloemen der Duin-anjelieren (Dianthus deltoides) en van den Doovenetel (Lamium album) den voor haar te diep liggenden honig te bereiken.

 Fig. 36.

 Korenbloem.
A bloemhoofdje. B een der middelste
bloemen C dezelfde overlangs doorge-
sneden. D een der buitenste bloemen,
zonder meeldraden en stamper. E stijl
uit de bloem B vergroot. F vrucht, over-
langs doorgesneden.
Als laatste argument voor de uitgesproken stelling wensch ik nog aan te voeren, dat de insekten geenszins elk slechts enkele soorten van bloemen bezoeken, en als het ware door hun natuur tot deze beperkt zijn. Integendeel, verreweg de meeste der algemeen voorkomende insektensoorten treft men op allerhande bloemen aan. In onze tuinen ziet men bijen en hommels naar alle bloemen vliegen, ofschoon zij niet zelden aan bepaalde vormen de voorkeur geven. Dommere insekten laten zelfs van zulk een voorkeur niets merken, en worden dan ook, gelijk wij zagen, veelvuldig op bloemen aangetroffen, wier honig voor hen niet bereikbaar is. Dit alles toont ons, dat de insekten door de kleuren naar de bloemen gelokt worden, zonder dat hun instinct hun daarbij kan doen weten, of zij in elke bizondere bloem het gewenschte voedsel zullen vinden of niet.