Pagina:Het recht en de maatschappij (Hamaker 1888).djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

4

schijnt mij op zich zelf reeds belangrijk. Dubbel belangrijk is het om deze reden. Het komt mij voor dat de rechtsgeleerden, ook diegenen onder hen die zich met de dieperliggende vraagstukken van onze wetenschap bezig houden, zich over het algemeen de tweeërlei mogelijke verhouding tusschen de rechtsregelen en de afzonderlijke handelingen niet bewust zijn. Zij gaan stilzwijgend uit van de eene of van de andere of, beurtelings, van de eene en de andere. Het gevolg is groote onzekerheid omtrent de grondslagen van de wetenschap, spraakverwarring en misverstand van allerlei aard, strijd over haar object, haar doel, haar methode, een strijd die zich openbaart niet slechts bij de behandeling van de meer wijsgeerige leerstukken maar dikwijls ook bij de bespreking van bijzondere onderwerpen. Ja ik durf beweren, dat nagenoeg alle onzekerheid in onze opvattingen omtrent aard en doel, object en methode der rechtswetenschap, eene onzekerheid die naar ik onderstel door velen bij zich zelve zal zijn opgemerkt, en die ons uit de diepzinnige en geleerde werken van de coryfeeën onzer wetenschap te gemoet treedt, dat nagenoeg al die onzekerheid, zeg ik, door deze ééne oorzaak wordt teweeggebracht. Het komt mij voor, dat onze wetenschap hare traditioneele eigenschappen ontleent aan de stilzwijgend aangenomen en naar het schijnt het meest voor de hand liggende onderstelling, dat het recht, dit begrip genomen in den ruimen, daar straks aangewezen omvang, de afzonderlijke handelingen voortbrengt; dat aan den anderen kant eene wetenschap, gebouwd op de tweede mogelijke onderstelling, bezig is zich te vormen