Pagina:Het recht en de maatschappij (Hamaker 1888).djvu/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

6

Op drieërlei wijze vooral heeft men getracht de beide beschouwingswijzen te verklaren en hare tegenstelling te kenmerken. Sommigen hebben gemeend, dat we hier te maken hadden met de leer van het natuurrecht aan den éénen, de theorie van de historische school van von Savigny aan den anderen kant. Anderen beweerden, dat de oudere richting zich van de nieuwere onderscheidt door het geloof in een hooger recht, waarvan de laatste niet zou willen hooren om zich streng te houden aan het positieve, in wet of gewoonte neergelegde recht. Weer anderen meenden het juiste te treffen, wanneer ze aan de eene partij, de oudere en vooral in Duitschland bloeiende, een misbruik van metaphysische bespiegelingen ten laste legden, terwijl zij de andere prezen omdat zij haar uitgangspunt nam in het wikkend en wegend verstand der naar geluk strevende menschheid: metaphysica dus en utilitarianisme.
Ik herhaal, de tegenstellingen die men op deze wijze telkens maakte zijn belangrijk en betreffen zekere grondslagen der rechtswetenschap, maar met de door mij gemaakte valt geen harer samen. Integendeel, al deze theorieën staan gelijkelijk aan een en dezelfde zijde van de lijn, die ik getrokken zou willen zien. Hoe gewichtig het verschil moge zijn tusschen elke twee der bovengenoemde richtingen, vergeleken met de breede kloof, die de beide in waarheid concurreerende stroomingen naar mijn oordeel scheidt, is het niet meer dan een greppel waarover men gemakkelijk heenstapt.