Pagina:Het recht en de maatschappij (Hamaker 1888).djvu/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

8

maatschappij te doorgronden is niet haar doel, maar het beeld der maatschappij, dat in het denken wordt aangetroffen, tot in de kleinste bijzonderheden te kennen en te ontvouwen. Één van de twee toch: òf wat de werkelijkheid te zien geeft is in overeenstemming met het begrip, òf het is er mee in strijd. In het laatste geval kan het ons zeker niet leeren wat recht is en in het eerste staat het er toch altijd even ver beneden als het afschijnsel beneden de lichtbron zelve. Maar bovendien, hoe zullen we, indien we ons onderzoek tot het feitelijk bestaande beperken, in het leven en streven der menschen dat wat recht van dat wat onrecht is onderscheiden? Niet in de feitelijke werkelijkheid alzoo maar in de rechtsbegrippen, die het denken bevat, heeft de wetenschap haar object te zien. Hun inhoud en samenhang moet zij blootleggen en er van afscheiden, wat er niet toe behoort.
Vóór alles echter heeft zij iets anders te doen. In de stoffelijke wereld is het recht niet te vinden, het wordt gedacht. Maar dan staan wij terstond voor de vraag: wie of wat denkt ’t recht? De beantwoording van deze vraag heeft de wetenschap dan ook nooit geweigerd en het zijn vooral de verschillende oplossingen van dit vraagstuk, die de elkander opvolgende wijsgeerige stelsels kenmerken. Mijn doel vordert niet, dat ik deze in hunne fijnere schakeeringen uiteenzet: wel echter moet ik ze in het kort en wat de hoofdzaak betreft in herinnering brengen.
Het komt mij voor, dat indien we uitsluitend op het bedoelde punt letten de onderscheidene theorieën