Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/112

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de graaf van Tonnerre, staat schuldig aan een dergelijk vergrijp. En als om afdoende te bewijzen, dat het alles slechts een schoon gezelschapsspel was: de bestrijders van Christine de Pisan zelf in den letterkundigen twist over den Roman de la rose vindt men onder de leden: Jean de Montreuil, Gontier en Pierre Col.[1]


Het is uit de litteratuur, dat men de liefdevormen van den tijd moet leeren kennen, maar het is in het leven zelf, dat men ze zich moet voorstellen. Daar was een heel stelsel van geijkte vormen, om een jong leven van aristocratischen omgang mee te vullen. Wat al teekens en figuren der liefde, die de latere eeuwen gaandeweg hebben prijsgegeven. In plaats van Amor alleen had men de gansche zonderling persoonlijke mythologie van den Roman de la rose. Zonder twijfel immers hebben Bel accueil, Doux-penser, Faux semblant en de rest ook buiten de directe litteratuurproducten in de verbeelding geleefd. Dan was er al de teedere beteekenis der kleuren in kleeding, bloemen en sieraad. Voor Rabelais was het een voorwerp van spot geworden, dat men naar de symbolische beteekenis der kleuren vroeger zijn pages kleedde, zijn handschoen borduurde en wat niet al.[2] In de veertiende en vijftiende eeuw nam die kleurensymboliek in het amoureuze leven een gewichtige plaats in.

Wanneer Guillaume de Machaut voor het eerst zijn onbekende geliefde ziet, is hij verrukt, dat zij bij een wit kleed een kaproen draagt van hemelsblauwe stof met groene papegaaien, want groen is de kleur der nieuwe liefde en blauw van de trouw. Later als het hooggetij van zijn dichterliefde voorbij is, droomt hij, dat haar beeltenis, die boven zijn bed hangt, het hoofd afwendt, en geheel in het groen gekleed is, "qui nouvelleté signifie". Hij dicht een verwijtende ballade:

"En lieu de bleu, dame, vous vestez vert."[3]

De ringen, de sluiers, al de kleinooden en geschenken der liefde hadden hun bijzondere functie, met hun geheimzinnige deviezen en emblemen, dikwijls in de gekunsteldste rebussen ontaard. De dauphin trekt in 1414 ten strijde met een standaard, waarop in goud een K, een zwaan (cygne) en een L, dat beduidde den naam van een hofdame zijner moeder Isabeau, die la Cassinelle werd genoemd.[4] Rabelais bespot nog een eeuw later de "glorieux de court et transporteurs de noms," die in hun deviezen "espoir" door een "sphere", "peine" door "pennes d'oiseaux", "melancholie" door een akelei (ancholie) aanduiden.[5] Coquillart spreekt van een

"Mignonne de haulte entreprise,
Qui porte des devises à tas."[6]

Dan waren er de amoureuze vernuftspelletjes, zooals Le Roi qui ne ment, Le chastel d'amours, Ventes d'amour, Jeux à vendre. Het meisje noemt den naam van een bloem of iets anders; de jongeling moet er op rijmen met een compliment:

  1. Piaget, Romania. XX p. 447.
  2. Rabelais, Gargantua, 1. I. ch. 9.
  3. Guillaume de Machaut, Le livre du Voir-Dit, ed. P. Paris. (Société des bibliophiles françois 1875), p. 82, 213, 214, 240, 299, 309, 313, 347, 351.
  4. Juvenal des Ursins, p. 496.
  5. Rabelais, Gargantua, 1. I ch. 9.
  6. Coquillart, Droits nouveaux, I p. 111.