Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/142

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gebed" doorbrachten.[1] Een stedelijk magistraat beklaagt zich bij Dionysius den Kartuizer, dat de jaarlijksche processie, in zijn stad met een heilige reliquie verricht, de aanleiding was tot tal van onbetamelijkheden en drinkgelagen. Hoe daar een einde aan te maken? De magistraat zelf zou er niet gemakkelijk van te overtuigen zijn, want de processie bracht de stad voordeel aan; zij bracht volk in de stad, dat er moest overnachten, eten en drinken. En het was nu eenmaal zoo gewoonte. Dionysius kende het euvel; hij wist, hoe tuchteloos men bij processies optrad, pratende, lachende, onbeschaamd rondkijkende, belust op drinken en ruw vermaak.[2] Het past wonderwel bij den optocht der Gentenaren naar de kermis van Houthem met den schrijn van Sint Lieven. Vroeger, zegt Chastellain, plachten de notabelen het heilig lichaam te dragen "en grande et haute solempnité et révérence", maar nu is het "une multitude de respaille et de garçonnaille mauvaise"; zij dragen hem schreeuwend en joelend, zingend en dansend, onder honderd potsen, en allen zijn dronken. Zij zijn gewapend bovendien, en veroorloven zich overal waar zij langs komen de grootste losbandigheid; alles schijnt dien dag aan hen overgeleverd onder voorwendsel van hun heiligen last.[3]

De kerkgang is een belangrijk element in het gezelschapsleven. Men komt er pronken in zijn fraaisten dos, men komt er wedijveren in rang en deftigheid, en in hoofsche vormen en beleefdheid. Vroeger is al vermeld, [4] hoe het kussen van het "paesbord", "la paix", de vaste aanleiding was tot den meest stotenden beleefdheidsstrijd. Als er een jonkertje binnenkomt, staat mevrouw op en kust hem op den mond, terwijl de priester de hostie wijdt en het volk te bidden ligt.[5] Praten en rondwandelen onder de mis moeten zeer gewoon zijn geweest.[6] Het gebruik van de kerk als plaats van samenkomst, waar de jongelieden naar de meisjes komen kijken, is zoo algemeen, dat enkel de moralisten er zich over ergeren. De jeugd komt zelden in de kerk, roept Nicolaas van Clemanges uit,[7] dan om de vrouwen te zien, die er haar hoovaardige kapsels en haar décolleté komen vertoonen. De eerbare Christine de Pisan dicht zonder ergernis:

"Se souvent vais ou moustier,
C'est tout pour veoir la belle
Fresche com rose nouvelle."[8]

Het bleef niet bij de kleine liefdediensten, waartoe de dienst den vrijer gelegenheid gaf: de beminde het wijwater te geven, haar de "paix" te reiken, een kaarsje voor haar aan te steken en naast haar te knielen, niet bij wat teekens en lonkjes.[9] In de kerk zelf komen de lichtekooien haar afspraken zoeken.[10] In de kerken zelf en op heiligendagen zijn ontuchtige prentjes te koop, die de jeugd bederven; en

  1. O. Winckelmann, Zur Kulturgesch. des Strassburger Münsters, Zeitschr. f. d. Gesch. des Oberrheins NF XXII 2.
  2. Dionysius Cartusianus, De modo agendi processiones etc., Opera, XXXVI p. 198s.
  3. Chastellain, V p. 253ss.
  4. Hierboven p. 66.
  5. Michel Menot, Sermones f. 144vs., bij Champion, Villon, I p. 202.
  6. Le livre du chevalier de la Tour-Landry, p. 65; Olivier de la Marche, II p. 89; l'Amant rendu cordelier, p. 25, huitain 68; Rel. de S. Denis. I p. 102.
  7. L.c., p. 144.
  8. Christine de Pisan, Oeuvres poétiques, I p. 172, vgl. p. 60, l'Epistre au dieu d'Amours, II 3; Deschamps, V p. 51 no. 871, II p. 185 vs. 75; vgl. hierboven p. 207.
  9. L'Amant rendu cordelier, l.c.
  10. Menot, l.c.