Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/152

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

engelen volkomen onverbeeld bleven. De individualiteit der heiligen werd nog versterkt door de speciale functie, die aan verscheiden hunner toekwam: tot dezen wendde men zich in een bepaalden nood, tot genen om genezing eener bepaalde ziekte. Veelal had een trek uit de legende of een attribuut van het beeld de aanleiding gegeven tot die specialiseering, zooals bij voorbeeld, als Sinte Apollonia tegen kiespijn werd aangeroepen, wie zelve in haar martelie de kiezen waren uitgetrokken. Was eenmaal de goedgunstige taak der heiligen zoo verbijzonderd, dan kon het niet uitblijven, of er kwam in hun vereering een half mechanisch element. Hoorde eenmaal de genezing der pest tot het ambtsgebied van Sint Rochus, dan werd bijna onvermijdelijk de actie van den heilige in dezen te direct opgevat, en liep de gansche, door de Kerk gevorderde, gedachtenschakel, dat de heilige door zijn voorbidding bij God de genezing wrocht, gevaar om uit te vallen. Met name was dit het geval bij de vereering der veertien (soms ook vijf, acht, tien of vijftien) Noodhelpers, die in het laatst der Middeleeuwen zoo sterk op den voorgrond kwam. Sint Barbara en Sint Christophorus, de meest afgebeelde van allen, hooren ertoe. Aan deze veertien had God naar de voorstelling van het volksgeloof toegestaan, dat hunne aanroeping iedereen zou vermogen te redden uit onmiddellijk dreigend gevaar.

"Ilz sont cinq sains, en la genealogie,
Et cinq sainctes, a qui Dieux octria
Benignement a la fin de leur vie.
Que quiconques de cuer les requerra
En tous perilz, que Dieux essaucera
Leurs prieres, pour quelconque mesaise.
Saiges est donc qui ces cinq servira,
Jorges, Denis, Christofle, Gille et Blaise."[1]

Voor het volksbesef moest krachtens deze delegatie der almacht en de oogenblikkelijkheid der werking elke gedachte aan de louter voorsprekende functie der heiligen geheel wegvallen; de Noodhelpers waren de procuratiehouders der godheid geworden. Verschillende missalen uit het einde der Middeleeuwen, die het officie der veertien Noodhelpers behelzen, spreken het bindend karakter van hunne tusschenkomst duidelijk uit: "Deus qui electos sanctos tuos Georgium etc. etc. specialibus privilegiis prae cunctis aliis decorasti, ut omnes, qui in necessitatibus suis eorum implorant auxilium, secundum promissionem tuae gratiae petitionis suae salutarem consequantur effectum."[2] Vandaar dat de Kerk na Trente de mis der veertien Noodhelpers als zoodanig verboden heeft, van wege het gevaar, dat het geloof hier zich als aan een talisman zou hechten.[3] Inderdaad gold reeds het dagelijks aanschouwen van een geschilderden of gebeeldhouwden Christophorus als genoegzame behoeding voor een noodlottig einde.[4]

Vraagt men, wat de aanleiding kan zijn geweest, dat juist deze veertien zulk een compagnie des heils zijn gaan

  1. Deschamps, I p. 114 no. 32, VI p. 243 no. 1237.
  2. Bambergsch missaal van 1490, bij Uhrig, Die 14 hl. Nothelfer (XIV Auxiliatores), Theol. Quartalschrift LXX, 1888, p. 72; vgl. Utrechtsch missaal van 1514 en Dominicaansch missaal van 1550, Acta sanctorum Aprilis t. III p. 149.
  3. L.l.c.c.
  4. Erasmus, Ratio seu methodus compendio perveniendi ad veram theologiam, ed. Bazel, 1520, p. 171.