Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/179

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voornaamste werk was het ijveren voor het gebruik van den rozenkrans, waartoe hij een gebedsbroederschap over de geheele wereld stichtte, aan welke hij het bidden voorschreef van vaste stelsels van Ave's, door Pater's afgewisseld. In het werk van dezen visionair, hoofdzakelijk preeken en beschrijvingen van zijn gezichten,[1] treft het sterk sexueele van zijn verbeeldingen, doch tegelijk het ontbreken van dien toon van gloeiende passie, die de sexueele verbeelding van het heilige rechtvaardigen kon. De zinnelijke uitdrukking der smeltende godsminne is hier louter procédé geworden. Er is niets van de overstroomende innigheid, die de honger-, dorst-, bloed- en liefde-fantazieën van de groote mystieken verheft. In de meditaties over elk van Maria's lichaamsdeelen, die hij aanbeveelt, in de nauwkeurige beschrijving van zijn herhaalde laving met de melk van Maria, in de symbolische systematiek, waarbij hij elk der woorden van het Onze Vader het bruidsbed van een der deugden noemt, spreekt een geest op zijn laatst, het verval van de hooggekleurde vroomheid der latere Middeleeuwen tot een uitgebloeiden vorm.

Ook in de duivelenfantazie had het sexueele element een plaats: Alain de la Roche ziet de beesten der zonde met afschuwelijke teeldeelen, waaruit een vurige en zwavelige stortvloed breekt, die met zijn smook de aarde verduistert; hij ziet de meretrix apostasiae, die de afvalligen verslindt, weer uitbraakt en uitscheidt, weer verslindt, hen als een moeder kust en koestert, hen telkens opnieuw baart uit haren schoot. [2]

Daar lag de tegenkant van de "zueticheit" der devoten. Als onvermijdelijk complement van de zoete hemelsche fantazie borg de geest een zwarten poel van hellevoorstellingen, die eveneens hun uitdrukking vonden in de gloeiende taal der aardsche zinnelijkheid. Het is zoo vreemd niet, dat er verbindingen zijn aan te wijzen tusschen de stille kringen der Windesheimers en het duisterste wat de Middeleeuwen tegen haar einde hebben voortgebracht: de heksenwaan, thans uitgegroeid tot dat noodlottig sluitende systeem van theologischen ijver en rechterlijke strengheid. Alanus de Rupe vormt zulk een schakel. Hij, de gaarne geziene gast van de Zwolsche fraters, was ook de leermeester van zijn ordebroeder Jakob Sprenger, die niet alleen met Heinrich Institoris den Heksenhamer geschreven heeft, maar ook in Duitschland de ijverige bevorderaar is geweest van Alanus' broederschap van den rozenkrans.

  1. B. Alanus redivivus, ed. J. A. Coppenstein, Napels, 1462, p. 29, 31, 105, 108, 116 etc.
  2. Alanus redivivus, p. 209, 218.