Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/205

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hofstaat, als Olivier de la Marche en Alienor de Poitiers. De oude dame beschouwt die regelen als wijze wetten, in de hoven der koningen oudtijds met keuze en oordeel verordineerd, in acht te nemen voor alle komende tijden. Zij spreekt ervan als van de wijsheid der eeuwen: "et alors j'ouy dire aux anciens qui sçavoient...." Zij ziet de tijden ontaarden: sedert een jaar of tien zetten sommige dames in Vlaanderen het kraambed voor het vuur, "de quoy l'on s'est bien mocqué"; vroeger deed men dat nooit; waar moet het heen? "mais un chacun fait à cette heure à guise: par quoy est à doubter, que tout ira mal".[1]

La Marche stelt zich en den lezer gewichtige vragen omtrent de redelijkheid van al die deftige dingen: waarom heeft de "fruitier" meteen de verlichting, "le mestier de la cire", onder zijn departement? Het antwoord luidt: omdat de was door de bijen uit de bloemen wordt getrokken, waarvan ook de vruchten komen: "pourquoy on a ordonné très bien ceste chose".[2] De sterke middeleeuwsche neiging, om voor iedere functie een orgaan te scheppen, is niet anders dan een uitvloeisel van de denkwijze, die aan elke qualiteit zelfstandigheid toekende, haar als idee zag. De koning van Engeland had onder zijn "magna sergenteria" een ambt, om 's konings hoofd vast te houden, als hij het Kanaal overstak, en zeeziek werd; het werd in 1442 bekleed door zekeren John Baker, van wien het erfde op zijn beide dochters.[3]

Onder hetzelfde licht valt te beschouwen de gewoonte, om alle dingen, ook de levenlooze, namen te geven. Het is, hoe verbleekt ook, een trek van primitief anthropomorphisme, wanneer ook thans nog in het krijgsleven, dat in vele opzichten den terugkeer tot een primitieve levenshouding beduidt, kanonnen namen krijgen. In de Middeleeuwen is die trek veel sterker: gelijk de zwaarden in den ridderroman hebben de bombarden in de oorlogen der 14e en 15e eeuw hun namen: "le Chien d'Orléans, la Gringade, la Bourgeoise, de Dulle Griete". Als een survival dragen thans nog de beroemde diamanten hun naam, zooals de juweelen van Karel den Stoute alle benaamd zijn: "le sancy, les trois frères, la hote, la balle de Flandres". Wanneer in onzen tijd de schepen hun naam behouden hebben, maar de huizen en de klokken niet, dan is het eensdeels, omdat het schip van plaats verandert en te allen tijde moet kunnen worden geïdentificeerd, maar toch ook wel omdat het schip iets persoonlijkers heeft behouden dan het huis, wat ook in het "she" van het Engelsche spraakgebruik is uitgedrukt. Die persoonlijke opvatting der levenlooze dingen moet men zich in de Middeleeuwen als veel sterker voorstellen: in de Middeleeuwen kreeg elk ding zijn naam: de cachotten der kerkers zoo goed als elk huis en elke klok.

Aan alle dingen wordt gezocht naar de "moraliteit", zooals de middeleeuwer zeide, als het meest wezenlijke ervan. Elk historisch of litterair geval heeft de neiging, om te kristalliseeren tot een parabel, een moreel voorbeeld, een bewijsnummer; elke uitspraak tot een sententie, een tekst, een spreuk. Evenals de heilige symbolische verbanden tusschen het Nieuwe en het Oude Testament

  1. Alienor de Poitiers, Les honneurs de la cour, p. 184, 189, 242, 266.
  2. Olivier de la Marche, l'Estat de la maison etc., t. IV p. 56, zie dergelijke vragen hierboven blz. 60.
  3. J.H. Round, The king's serjeants and officers of state with their coronation services, London 1911, p. 41.