Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/277

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

jes; hij dreigt de weerstrevenden met zijn grooten herdersstaf. Totdat hij zelf met een herdersstaf wordt doodgeslagen. Soms vergeet de dichter bijna zijn sinistere strekking en vermeit zich in de zoetste pastorale, dan weer wordt de herderlijke fantazie zonderling gestoord door den boozen politieken smaad.[1] Ook hier nog niets van de maat en smaak der Renaissance.

Molinet haspelt de motieven van het geloof, den krijg, de heraldiek en de min dooreen, in den vorm van een proclamatie van den Schepper aan alle ware minnenden:

"Nous Dieu d'amours, créateur, roy de gloire
Salut à tous vrays amans d'humble affaire!
Comme il soit vray que depuis la victoire
De nostre filz sur le mont de Calvaire
Plusieurs souldars par peu de congnoissance
De noz armes, font au dyable allyance...."

Daarom wordt hun het rechte wapen beschreven: schild van zilver, chef van goud met vijf wonden, en de militante Kerk octrooi verleend, om allen in haar dienst op te nemen, die tot dat wapen willen terugkeeren,

   "mais qu'en pleurs et en larmes,
De cueur contrict et foy sans abuser."[2]

De kunstenmakerijen, waarmee Molinet den lof zijner tijdgenooten als vernuftig rhétoriqueur en poëet behaalde, schijnen ons de laatste ontaarding van een uitdrukkingsvorm vóór zijn ondergang. Hij vermeit zich in de meest zoutelooze woordspelletjes: "Et ainsi demoura l'Escluse en paix qui lui fut incluse, car la guerre fut d'elle excluse plus solitaire que rencluse."[3] In de inleiding op zijn gemoraliseerde prozabewerking van den Roman de la rose speelt hij met zijn naam Molinet. "Et affin que je ne perde le froment de mal labeur, et que la farine que en sera molue puisse avoir fleur salutaire, j'ay intencion, se Dieu m'en donne la grace, de tourner et convertir soubz mes rudes meulles le vicieux au vertueux, le corporel en l'espirituel, la mondanité en divinité, et souverainement de la moraliser. Et par ainsi nous tirerons le miel hors de la dure pierre, et la rose vermeille hors des poignans espines, où nous trouverons grain et graine, fruict, fleur et feuille, très souefve odeur, odorant verdure, verdoyant floriture, florissant nourriture, nourissant fruict et fructifiant pasture."[4] Wat lijkt het eind-eeuwsch en versleten! Toch bewonderde de tijdgenoot juist dit als het nieuwe; de middeleeuwsche poëzie had dat spelen met woorden eigenlijk niet gekend, die speelde meer met beelden. Zooals bij voorbeeld Olivier de la Marche, Molinet's geestverwant en bewonderaar:

"Là prins fièvre de souvenance
Et catherre de desplaisir,
Une migraine de souffrance,
Colicque d'une impascience,
Mal de dens non à soustenir.
Mon cueur ne porroit plus souffrir
Les regretz de ma destinée
Par douleur non accoustumée."[5]

  1. Vgl. voor de vermenging van pastorale en politiek Deschamps, III p. 62, no. 344, p. 93, no. 359.
  2. Molinet, Faictz et dictz, f. 1.
  3. Molinet, Chronique, IV p. 307.
  4. Bij E. Langlois, Le roman de la rose (Soc. des anc. textes) 1914, I p. 33.
  5. Recueil de Chansons etc. (Soc. des bibliophiles belges), III p. 31.