Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/278

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

 

Meschinot is nog even verslaafd aan de slappe allegorie als La Marche; van zijn Lunettes des princes zijn Prudence en Justice de glazen, Force de montuur, Temperance de nagel, die alles bijeenhoudt. Raison geeft den dichter dien bril met een gebruiksaanwijzing; door den hemel gezonden komt Raison zijn geest binnen, en wil daar haar festijn aanrichten, maar vindt er alles bedorven door Desespoir, zoodat er niets is "pour disner bonnement."[1]

't Schijnt alles ontaarding en verval. En toch is het de tijd, waarin de nieuwe geest der Renaissance reeds blaast, waar hij wil. Waar is de groote, jonge bezieling en de nieuwe, zuivere vorm?

 
 

XIV
HET KOMEN VAN DEN NIEUWEN VORM


De verhouding van het opbloeiende Humanisme en den afstervenden geest der Middeleeuwen is veel minder eenvoudig, dan wij geneigd zijn, ons haar voor te stellen. Ons, die die beide cultuurcomplexen scherp gescheiden zien, schijnt het, alsof de ontvankelijkheid voor de eeuwige jeugd der Ouden en de verloochening van den ganschen versleten toestel der middeleeuwsche gedachtenuitdrukking gekomen moet zijn als een openbaring. Alsof de geesten, ten doode vermoeid van allegorie en flamboyantisme, plotseling moeten hebben begrepen: neen, niet dit, maar dat! Alsof de gouden harmonie van het klassieke hun opeens als een redding voor oogen moet hebben gestraald, alsof zij de Oudheid hebben moeten omhelsd met de vervoering van wie zijn heil heeft gevonden.

Maar zoo is het niet. Midden in den tuin der middeleeuwsche gedachte, tusschen de welige woekering van het oude gewas, is het klassicisme van lieverlede opgegroeid. Eerst is het enkel een formeel fantazie-element. Een groote nieuwe bezieling wordt het eerst laat, en de geest en de uitdrukkingsvormen, die wij als de oude, middeleeuwsche plegen te beschouwen, sterven ook dan nog niet af.

Om dat alles goed te zien, zou het nuttig zijn, uitvoeriger dan hier geschiedt, het komen der Renaissance gade te slaan, niet in Italië, maar in het land, dat de vruchtbaarste bodem was geweest voor alles, wat den heerlijken rijkdom der echt-middeleeuwsche cultuur uitmaakte: Frank-

  1. La Borderie, l.c., p. 603, 632.