Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/74

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zij blootshoofds, zonder mouwen.[1] Het is tot een motief van scherpe prikkeling uitgewerkt in een sproke uit de tweede helft der dertiende eeuw, ‘‘Van de drie ridders en het hemd’‘.[2] Een dame, wier echtgenoot niet tot den strijd geneigd maar overigens vol edele largesse is, zendt aan de drie ridders, die haar in minne dienen, haar hemd, om in het steekspel, dat haar man geven zal, het als wapenrok te dragen, zonder pantser of andere bedekking dan alleen helm en beenstukken. De eerste en tweede ridder schrikken ervoor terug. De derde, die arm is, neemt het hemd 's nachts in zijn armen en kust het hartstochtelijk. In het steekspel verschijnt hij met het hemd als wapenrok, zonder pantser daaronder; het wordt verscheurd en met zijn bloed bevlekt; hij wordt zwaar gewond. Men bemerkt zijn buitengewone dapperheid en schenkt hem den prijs; de dame schenkt hem haar hart. Nu eischt de minnaar de tegendaad. Hij zendt haar het bloedige hemd terug, om het zóo als het is over haar kleederen te dragen bij het feestmaal, dat het tournooi besluit. Zij omhelst het teeder en verschijnt in het bloedige kleedingstuk; de meesten laken haar, de echtgenoot is verlegen, en de verteller vraagt: wie van de beide minnenden deed het meest voor den ander?

De sfeer van passie, waarin het tournooi enkel zijn beteekenis had, verklaart ook de beslistheid, waarmee de kerk sedert lang het gebruik bestreed. Dat zij inderdaad aanleiding werden tot geruchtmakend overspel, getuigt bij voorbeeld van een tournooi van 1389 de monnik van Saint Denis en op zijn gezag Jean Juvenal des Ursins.[3] Het kerkelijke recht had ze sinds lang verboden: aanvankelijk ingesteld voor oefening in den strijd, heette het, waren ze wegens misbruiken onduldbaar geworden.[4]} De moralisten misprezen ze.[5] Petrarca vroeg pedant: waar leest men, dat Cicero en Scipio tournooien gehouden hebben? En de burger haalde de schouders op: "prindrent par ne sçay quelle folle entreprinse champ de bataille" zegt de burger van Parijs [6] van een befaamd tournooi.

De adellijke wereld daarentegen vat alles, wat tournooi en ridderlijke wedkamp is, op met een gewichtigheid, die door geen modern sportbedrijf wordt geëvenaard. Zooals nog kort geleden vorstelijke wansmaak gedenksteenen oprichtte op de plek, waar de hooge jager zijn duizendste slachtoffer had neergelegd, zoo stichtte de vijftiende eeuw gedenkteekens aan beroemde ridderlijke tweegevechten. Bij Saint Omer herinnerde "la Croix Pélerine" aan den kamp van Hautbourdin, den bastaard van Saint Pol, met een Spaanschen ridder tijdens den verwaarden Pas d'armes de la Pélerine. Nog een halve eeuw later ging Bayard vóór een tournooi dat kruis als in bedevaart vromelijk bezoeken.[7] De decors en de plunje, die gediend hadden bij den Pas d'armes de la Fontaine des Pleurs werden na afloop van het feest plechtig opgedragen aan Onze Lieve Vrouw van Boulogne en in de kerk opgehangen.[8]

De middeleeuwsche vechtsport onderscheidt zich, ge-

  1. Perceforest, bij Quatrebarbes, Oeuvres du roi René II p. xciv.
  2. Des trois chevaliers et del chainse, van Jakes de Baisieux, ed. Scheler, Trouvères belges I, 1876, p. 162.
  3. Rel. de S. Denis, I p. 594ss.; Juvenal des Ursins, p. 379.
  4. Dionysii Cartusiani Opera t. XXXVI p. 206.
  5. Deschamps, I p. 222, no. 108, I p. 223, no. 109.
  6. Journal d'un bourgeois de Paris, p. 59, 56.
  7. La Marche, II p. 119, 144; d'Escouchy, I p. 245(1), 247(8); Molinet, III p. 460.
  8. Chastellain, VIII p. 238.