Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/75

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lijk zooeven reeds aangeduid werd, van de Grieksche en de moderne athletiek door haar veel geringer natuurlijkheid. Zij heeft tot verhooging van den prikkel van den kamp dien van aristocratische trots en eer, dien van het romantisch-erotische en dien van den kunstvaardigen pronk. Zij is overladen met praal en versiering, gevuld met bonte fantazie. Het is behalve spel en lichaamsoefening nog bovendien toegepaste litteratuur. De wensch en de droom van het dichtende hart zoeken een dramatische voorstelling, een gespeelde vervulling in het leven zelf. Het werkelijke leven was niet schoon genoeg, het was hard, wreed en valsch; er was in de hof- en militaire carrière luttel plaats voor de sentimenten van moed-om-liefde, maar de ziel is er vol van, men wil ze beleven en schept zich een schooner leven van kostbaar spel. Het element van echten moed is voorzeker in het ridderlijk tournooi niet van geringer waarde dan in het pentathlon. Juist het uitgesproken erotisch karakter eischte bloedige felheid. In zijn motieven is het tournooi het naast verwant aan de wedstrijden van het oud-indische epos; ook in het Mahâbhârata is de strijd om de vrouw de centrale gedachte.

De fantazie, waarmee het vechtspel werd aangekleed, was die van de Artur-romans, dat wil zeggen de kinderlijke verbeeldingen van het sprookje: het droomavontuur met zijn verschuiving der afmetingen in reuzen en dwergen, verbonden aan het sentimentalisme der hoofsche liefde.


Voor een Pas d'armes der vijftiende eeuw wordt een fictief romantisch geval kunstig opgebouwd. Het middelpunt is een romandécor met een treffenden naam: la fontaine des pleurs, l'arbre Charlemagne. De bron wordt opzettelijk gebouwd.[1] Gedurende een geheel jaar zal een ongenoemde ridder ieder eersten van de maand voor de bron een tent spannen, waarin een dame zit (het is een beeld), die een eenhoorn houdt, welke drie schilden draagt. Elke ridder, die een der schilden aanraakt of door zijn heraut laat aanraken, verbindt zich tot een bepaalden tweekamp, waarvan de voorwaarden nauwkeurig worden omschreven in de uitvoerige "chapitres", die tegelijk oproepingsbrief en reglement van den wedstrijd zijn.[2] Het aanraken der schilden moet te paard geschieden, waartoe de ridders steeds paarden ter beschikking zullen vinden.

Of wel: bij de Emprise du dragon houden vier ridders zich op een kruisweg op; geen dame mag dien kruisweg voorbij zonder ridder, die voor haar twee lansen breekt, of zij moet pand geven.[3] Inderdaad is het kinderlijke pandverbeuren niet anders dan een lager vorm van hetzelfde overoude strijd- en minnespel. Hoe duidelijk getuigt van die verwantschap niet een voorschrift als dit artikel van de Chapitres de la Fontaine des pleurs: wie in den kamp ter aarde wordt geworpen, moet een heel jaar een gouden armband dragen met een slot, totdat hij de dame vindt, die er het sleuteltje van heeft, en hem kan bevrijden, als hij haar zijn dienst opdraagt. Elders weer is het geval gebaseerd op een reus, dien een dwerg gevangen leidt, met een gouden boom erbij en een "dame de l'isle celée", of op een "noble chevalier esclave et serviteur à la belle géande a la blonde perruque, la plus grande

  1. La Marche. I p. 292.
  2. Le livre des faits de Jacques de Lalaing, bij Chastellain. VIII p. 188 s.
  3. Oeuvres du roi René, I p, lxxv.