Pagina:HuygensCornelieDarwinMarx1901.djvu/138

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

127

anders dan met behulp van de beide vormen der zinnelijkheid en die des verstande door ons worden geordend en gekend. Wij kennen slechts de verschijnselen, niet de dingen op zichzelven.

De zuivere rede echter, of de theoretische rede, kan buiten alle ervaring om naar de absolute eenheid streven door de ideeën. Aangezien die ideeën evenwel geen met haar overeenkomend ding in den kring der ervaring hebben, kan zij daarvan geen gebruik maken, om te willen kennen datgene, wat buiten of boven de ons bekende werkelijkheid is. Zij kunnen ons nooit iets waars over God, vrijheid en onsterfelijkheid leeren, daar het enkel rede-ideeën zijn. Er bestaat dus volgens Kant geen bovennatuurkennis maar enkel een kritiek daarvan, en hij trachtte met behulp van zijn "antinomieën" aan te toonen, hoe de rede steeds in tegenspraak met zichzelve geraakt, wanneer zij de ideeën als bewijsgronden bezigt om over het onkenbare zich in bespiegelingen te verdiepen of het bovenzinnelijke te verklaren.

Deze geniale kritiek, berustend op het ordenen van de vormen des verstands, is van machtigen invloed geweest op de volgende geslachten van denkers. Zij heeft de bespiegelende wijsbegeerte zelfbeperking geleerd, het anthropomorphische godsbegrip krachtig aangetast, en anderzijds de empirie logisch gedwongen steeds rekening te houden met het subjectieve van onze kennis, steeds bij het karakteriseeren van de werkelijkheid er op te wijzen, dat wij geen andere werkelijkheid kennen dan die, welke zich krachtens