Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/201

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
179
179
Goedertierentheyt. Clemenza.


 De Pijl, op de manier als wy ſullen seggen, is een teycken van Goedertierentheyt, want zy wilſe niet gebruycken tot achterdeel van die geene die ſtrafwaerdigh zijn. Waer over Seneca ſeght in ſijn boeck van de Goedertierentheyt: Goedertierentheyd is een ſachtmoedigheyt van een opperhoofd, over een minder, in ’t opleggen der ſtraffe.

Clemenza. Goedertierentheyt, Goedaerdigheyt.

EEn Vrouwe, die met haere voeten een bergh van Krijghswapenen vertreet, en die mette rechter hand een Olijftack uytreyckt, leunende met den ſlincker arm op den tronck van dienſelven boom, alwaer de Faſci Conſulares of Burgemeeſters roeden aenhangen.
 Goedertierentheyt is niet anders als een ophoudinge van ſtraffe aen de miſdaedige, weſende deſe een verſoetinge van de ſtrengigheyt, maeckende een volmaeckte maniere van Iuſtitie, of Recht, weſende, voor die in Regieringe geſtelt zijn, ſeer nootwendigh.
 Zy leunt aen een tronck van een Olijfboom, om te vertoonen, dat de Goedertierentheyt niet anders is, als een neyginge van ’t gemoed, totte barmhertigheyt.
 Zy reyckt een tack uyt van dieſelve plante, om een teycken van Vreede te vertoonen: en de Wapenen ter aerden geworpen, mette Borgemeeſters roeden die opgehangen zijn, bedieden, datmen tegen de miſdadige geen ſtrengigheyt van Recht wil gebruycken, als men wel konde; Daerom ſeytmen dat de Goedertierentheyt eygentlijck een aflaet van God is, over onſe ſonden. Waerover de geeſtlijcke Poeet Vida verſiert, dat in plaets van Mercurius, Jupiter de Goedertierentheyt ſent, die een Dienaereſſche ſal weſen van ’t Ambaſſaetſchap. En Seneca druckt in ſijn ſpel Octavia, ſeer wel uyt, ’t geene boven geſeyt is, seggende:
’t Is braef te munten uyt by treffelijcke Helden,
Voor ’t land te zijn beſorght, te ſpaeren den geknelden,
 Sich ſpeenen van den moord, en doen de gramschap af,
 En gunnen ’t land de rust, ſijn Eeuw den Vreede-ſtaf:
Door dees verheven Deugd, ſo klimtmen nae de Wolcken,
En hier door is de Held Auguſtus van de Volcken,
 Als Vaeder van het Rijck, voor eenen God gekroont,
 Wiens Sterre, t’zijnder eer, de Kerck en Hemel toont.

Clemenza & moderatione. Goedertierentheyt en Tucht.

EEn Vrouwe die mette ſlincker hand een Lauwertack hout, en in d’ander hand een ſtock, dieſe wat verre van haer hout.
 Goedertierentheyt is een deughd, die den Menſche tot medelijden beweeght, en die vaerdigh is om quijt te ſchelden, en gereet om iemant te helpen.
 Zy wort ſittende gemaelt, om de ſachtmoedigheyt en ruſte te vertoonen.
 De ſtock vertoont, datſe kan en niet wil ſtrengigheyt gebruycken, overſulx kan men wel ſeggen, ſpeelende op den tegenwoordigen Pauſlijcken ſtoel, Laet vaeren duyſent Severi of ſtrenge, tegen een Clemens of goedertierene Paus. Men ſoude oock met Ovidius mogen ſeggen:
Daer is geen beter Prins gematight van verſtand,
Als d’onſe, die ſijn macht, nae ’t recht, hout in den band.
 De Lauwer-tack vertoont, dat die geene, die de Goden hadden vertoorent, hier mede wierden geſuyvert.

Clemenza. Goedertierentheyt.

EEn Vrouwe die mette ſlincker een Proces oft Rechtspleyt hout, dat zy mette rechter in ſtucken ſcheurt of met een penne doorſchrabt, en onder haere voeten ſalſe eenige boecken hebben.

Benignita. Goedertierentheyt, Goedaerdigheyt.

EEn ſchoone jonge lachende Vrouwe met een braef vercierſel en blonde hoofdhayren met een goude kroone en een Sonne op ’t hoofd, en een luchtigh gouden kleed, met een opper-rock, die met purper geboort is, alwaer drie ſilvere waſſende Maenen op ſtaen: Zy ſal nae de rechter hand gekeert, ſich wat buygen, mette armen open, en ſal in de rechter een tack van een Pijnappel houden, ſchijnende ofſe in een goude Zeetel wierde opgelicht, ter ſyden ſtaet een Elephant.
 De Goedertierentheyt is niet anders, voor ſoo veele men uyt de leeringe van Aristoteles kan bemercken, als een natuyrlijcke genegentheyt van een doorluchtigh perſoon,

Z 2 om