Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/400

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
378
 
Oorloghs-treck. Krijghs-liſt. Stratagema militare.

daer op, dat wanneer hem de Leeuwenhuyd niet konde helpen, dat hy dan het Voſſevel moſt aentrecken. Willende daer mede te kennen geven, waer in de macht te ſwack was, dat moſtmen met loosheyt van den Oorloghs-treck vervullen. Poliænus verhaelt dat de eerſte die by de Griecken de Oorloghs-treecken gebruyckt heeft, geweeſt is Siſyphus de ſoone van Æolus, de tweede Antolicus de ſoone van Mercurius, de derde Proteus, de vierde Vlyſſes, die Homerus de liſtige en looſe heet, waer van hy ſelve aldus ſpreeckt:

Ick ben Vlyſſes, Laertis Soon,
Wiens loosheyt yder ſtaet ten toon,
Geacht tot in den hooghſten top,
Wiens lof klimt tot de Sterren op.

Hannibal de Veldoverſte van Carthago, was een liſtigh Man en ſeer geeſtigh om nieuwe oorloghstreken te vinden, gelijck Æ. Probus in zijn leven verhaelt. Want als hy tegens zijne Vianden te ſwack was, dan vocht hy met verſtand en loosheydt. Maer om tot onſe beeldniſſe te komen, ſoo beelden wy de Oorloghs-treck met een ſwaerd aen de ſijde af: om dat een Capiteyn, hebbende groote of kleyne macht by hem, evenwel moet vechten met macht en met loosheyt, als moetende nootwendigh gereet en op zijn hoede weſen, waerom zy oock Omgorde, dat is wackere en dappere Soldaeten genaemt zijn, als zijnde in haere Wapenen gegeſpt, ſulx dat een yder krijghsman zijne Wapens moſt neffens hem vaerdig hebben, en bereyt ſtaen om te ſtrijden. Ontgorde worden die bloets geheeten, die totten Krijgh onbequaem zijn, ’t welck oock Servius de uytlegger van Virgilius ſeght, dat het van Auguſtus niet alleen als ſchandlijck wierde gehouden, wanneer de Soldaeten haere Wapenen hadden afgeleyt, haer onwaerdigh achtende de Wapenen te dragen, maer lietſe oock ſtrengelijck ſtraffen, die willens en door traegheyt of luyigheyt haere Wapenen, doch inſonderheyt, haer ſijdgeweer, hadden afgeleyt. Corbulus een Capiteyn van den Keyſer Claudius, liet een Soldaet, die ſonder ſijdgeweer voor den dagh quam, dooden: Noch een ander, diewelcke, terwijl hy de ſchantſe groef, alleen een poock op zijn ſijde hadde; ’t welck Tacitus mede verhaelt: En hoewel dees Hiſtoryſchrijver, dit niet kan geloven, maer hem al te wreed ſchijnt, niet te min houd ick dat Corbulus in ’t weder-oprechten van den Krijghstucht, dit niet uyt hoofdigheyt of ſtraffigheyt, maer nae de Krijghswetten gedaen heeft: Naedemael het de plicht van den Soldaeten was, wanneerſe groeven of hutten toeſtelden, datſe ’t Rapier op haere ſijde moſten hebben, wanneerſe haer ſchild en bagagie hadden afgeleyt, blijvende yder binnen zijne voet-maeten, die voor yder bende waeren afgeſteken, nae ’t verhael van Frontinus, die veele Iaeren, nae Tacitus, van de Krijghs-konſt heeft geſchreven. Boven dat, wierden zy door de Wetten aen den hals geſtraft, die haer ſijdgeweer hadden verkoft, vervreemt of verlooren. Zy waeren oock gewapent, wanneerſe haer Middagh-mael hielden: en alſſe daer nae metten Veld-Overſte haer Avondmael deden, dan waerenſe ontwaepent, gelijck I. Capitolinus, in ’t leven van den Keyſer Soloninus Galienus verhaelt: ten wiens tijde, die geene, die by den Veldoverſte ten Avondmael genoot waeren, op zijn Soldaets begoſten gewapent te zijn: Want Soloninus een kind zijnde, ontnam de genoode Soldaten, terwijl zy het gaſtmael hielden, haere gordels, die van goud bloncken, en om dat het qualijck was te weeten, wie in ’s Keyſers Hof de wapenen hadde wegh gedragen, ſoo vedroegen de Soldaten ſulx geruſtlijck: Maer van nieuws genoodight zijnde, ſoo wilden zy haer ſijdgeweer niet afdoen; gevraeght zijnde, waerom? ſoo ſeytmen dat zy geantwoort hadden, vraeght dat aen Soloninum: En hier van quam dees maniere, datſe altijd metten Veld-Overſte gewapent gingen aen ſitten. En voor ſoo veele de afgebeelde Dieren belanght, aleer ick totte uytlegginge kome, ſal ick te bedencken geven, dat een Capiteyn, ſich, door twee middelen, ſal dienen van de Oorloghstreecken: ſomtijts om ſich alleen te redden, wanneer hy kleyn van macht is, ſonder dat hy opſicht heeft, om zijnen Viand te overwinnen, achtende dit overwinninge genoegh, dat hy ſich ſelve en zijn volck uyt het gevaer helpe: ten tweeden als hy machtiger is, dat hem dan de Oorloghsliſt diene, om zijnen Viand, met een dapper gemoed, te verſtroyen en overwinner te blijven; En deſe twee middelen, worden door de Natuyre van deſe twee voorgestelde Dieren uytgedruckt. En

om