Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/454

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
432
 
Rechts, Gerechtigheyt. Giustitia.

ſich de Raſſigheyt. Zy roert naulijx de Velſe, als onderſtut zijnde door de vleugels, om dat de Menſchlijcke Raſſigheyt, die wy hier by verſtaen, opgelicht wort, door de kracht van de Geeſten, die door de vleugels uytgedruckt zijn. En deſe Raſſigheyt wordt een groot deel in ons vermindert, door het ſwaer gewichte van de aerdſche ſchatten of goederen.


Giustitia. Recht, Gerechtigheyt.


EEn Vrouwe in ’t wit gekleet, hebbende de oogen verbonden, en in de rechter hand een boſſel Roeden, met een Bijl te ſaemen gebonden, in de ſlincker een vlamme Viers, hebbende ter ſijden een Struys: of zy ſal houden een bloot Swaerd met een Waeghſchael.

Deſe is die Gerechtigheyt, diewelcke gebruyckt wert by den Rechters en Werreltlijcke Heeren in haere Rechterſtoelen.

In ’t wit is zy gekleet, overmits de Rechter behoort te weſen ſonder eenige vlacke van eygen baet, of van andere ſucht, die het Recht kan ſchenden. Daerom houdſe de oogen oock verbonden: te weten, op geene ſaecke ſiende, waer door des Rechters gemoed van de Reeden ſoude afgevoert werden.

De boſſel met Roeden mette Bijl, worde van ouds, van den Scherprechters voor den Burgemeeſteren en opperſte Rechters gedragen: om te vertoonen, dat de ſtraffe niet moet nae blijven, alwaer ’t Recht dieſelve vereiſcht: Men moet niet voorbarigh zijn, maer tijd geven om ’t oordeel met rijpen raede te overwegen, ’t welck by ’t binden van de Roede wort te kennen gegeven.

De vlamme Viers vertoont, dat het gemoed des Rechters, altijd moet ten Hemel gekeert zijn.

Door de Struys wort geleert, datmen de dingen, die voor ’t gerechte komen, hoe duyſter of verwart dieſelve zijn, niet moet naelaten te ontknoopen en te binden, ſonder datmen ſich de moeyte moet ontſien, en dat met een geduldigh gemoed: even als de Struys het yſer verteert, hoewel het een harde ſtoffe is; gelijck veele Schrijvers verhaelen.


Giustitia. Nae Pauſanias, nae de Eliaci.


EEn Vrouwe met een ſchoon opſicht en wel geciert, diewelcke mette ſlincker hand een leelijcke oude Vrouwe den krop toe douwt, ſlaende dieſelve met eenen ſtock.

De oude Vrouwe ſeyt Pauſanias, is de ongerechtigheyt, diewelcke altijd van rechtvaerdige Rechters moet onderdruckt werden: ten einde de waerheyd niet blijve verborgen, en zy ſullen lijdſaemlijck hooren, al ’t geene een ygelijck tot zijne verdedinge ſal weten voort te brengen.


Iustitia. Gerechtigheyt, Recht. Nae ’t gevoelen van Aulus Gellius.


EEn Vrouwe als een ſchoone Maeghd, gekroont en in ’t goud gekleet, diewelcke met een eerbaere ſtaetigheyt betoont, datſe oock eerbiedinge waerdigh is. Hebbende oogen van ſcherp geſicht, met een gulden halsband, alwaer een oogh is ingeſneden.

Plato ſeght dat de Iuſtitie of Gerechtigheyt alles ſiet, en datſe van de oude Prieſters genaemt was ſiendersche van alle dingen. Daerom ſwoer Apulejus te gelijck by ’t oogh van de Sonne, en by de Gerechtigheyt, om datmen d’een ſonder d’ander niet ſien konde.

Op welcke dingen wy wel acht ſullen nemen, hoe dat die geene, die daer zijn Dienaers van de Iuſtitie of Recht, behooren te weſen: want het is noodigh dat zy met een ſcherp geſicht doordringen totte verborgen en verholen waerheyd, en weſen als ſuyvere Maegdekens, vry van alle ſucht en gebreck, ſulx datſe noch door koſtlijcke giften, noch valſche vleyingen, noch andere ſaken, konnen werden omgekocht; maer moeten vaſt, rijp, ſtatigh en ſuyver wesen, als het goud is, dat d’andere metallen, in dobbel gewicht en waerde, overtreft.

En daerom kan men ſeggen, dat de Gerechtigheyt deſe geſchicktheyt is, waer nae een Man, die oprecht is, door eygen verkieſinge, een wercker en uytdeelder is, ſoo wel van ’t goede als van ’t quaede, tuſſchen hem en andere, of tuſſchen vreemden en vreemden, nae de gelegentheyt of Geometriſche en Arithmetiſche proportie of evenreedenheyt:

reeden-