Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/473

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 
451
Schaede. Schande. Schelmſtuck. Scherpſinnigheyt.

Nocumento. Schaede in alle dingen.


EEn leelijck Man in roeſtverwe gekleet, houdende in beyde handen een Salmander, en aen de voeten leyt een Wolf met den mond oopen.

Van de roeſtverwe is elders dickwijls geſeyt, dat zy alles verteert.

Metten Salamander wort hy geſchildert, om hier door een ſchaedlijck Man af te maelen, die een yder beſchadight en quaed doet: en by wien hy verkeert, die wrijft hy eenigh quaed aen: En men ſeyt dat de Natuyre aen den Salamander, ſoo grooten kracht om te beſchadigen, heeft gegeven, dat oock haer venijn alle vruchten en boomen beſmet, en dat wie van deſe beſmette vruchten eet, ſterft door de koude kracht van ’t venijn, niet anders als of het aconit of ratte-kruyd waere.

De Wolf mette opgeſparde kaecken, is als de verſcheurende Dieren, ſtellende den Leeuw, Beer, Tyger en andere ter ſijden, want zy hebben al te ſaemen kracht om andere te beſchaedigen.


Scorno. Schande, Oneere, Spott.


EEn Man met een Nacht-uyl op ’t hoofd met een ſlordigh kleed omgort.

Schande is een ſnelle krenckinge in de eere. Zy wort met een Nacht-uyl afgemaelt, om dat dieſelve voor een Vogel van quaed geluck gehouden wort, vliegende by nacht, waer door de Menſchen lichtlijck tot ſnoode gedachten verweckt worden.


Sciagurataggine. Schelmſtuck.


EEn leelijcke ſlordigh gekleede en onthulde Vrouwe, met de hoofdhayren in ’t wilde en verwart, houdende eenen Aep onder den arm.

De ſchelmerye wordt ſeer leelijck vertoont, om datter geen leelijcker noch verfoeylijcker ſaecke kan bedacht worden als een Menſch die ondeughdige wercken doet, en om de reeden, die van de Natuyre hem gegeven is, ſoo is hy van de onredelijcke beeſten onderſcheyden. De hoofdhayren als geſeyt, zijn de gedachten die daer gekeert zijn, om quaed te wercken.

Zy houd den Aep onder den arm: om dat het een gemeen dingh is, en tot alle tijden voor goed gekent, dat door de Simm’ of Aep, een Man verſtaen wort, die van anderen veracht is, en gehouden wort voor een rampſalige, jae beul. ’t Welck in ’t vertoogh van Demoſthenes aen Cteſiphon geſeydt wort, dat Æſchines een ellendige Baviaen was, om dat hy altijd door ſeeckere maniere en met een ſtatigheyt van gemaeckte en vermomde woorden, ommeging, weſende veeltijts een boeve. En Dion de Hiſtoryſchrijver ſeyt, Ick maeck van mijne quaedſpreeckers niet meer werck, als men plagh te ſeggen, van een Aep. Cicero ſtelt oock in zijne brieven, dat de Aep is als een Man daer niet op ſit, en die ondeugende is. Plautus ſeyt oock ſeer boertlijck in zijne ſpeelen, dat de Aep van geen waerde is, en elders, datſe ſchelmachtigh is: elders gelijckt hy die by een Roffiaen, waer van men oock een geſlacht van Menſchen vindt, dat ſchelmachtiger en meer bedorven is, als de Roffiaenen, weſende, gelijck hy verhaelt, in de ongunſte van God, en een walge voor de Menſchen.


Sottilita. Scherpſinnigheyt.


DE Scherpſinnigheydt heeft gelijckheyt mette Wijsheyt, want gelijck de Wijſe alle dingen doorſiet, ſoo doet oock de Scherpſinnigheyt, en zy dringht in ’t lichaem der Geluckſaeligen, door alle de deelen: Daerom wortſe een Vrouwe afgebeeld, die een muyre van d’eene tot d’ander ſijde doorboort; en by gelijckeniſſe, ſoo worden die gedachten hoogh en ſwaer genoemt, en van een eedel verſtand, die ſubtijl of ſcherpſinnigh zijn.


Acutezza del Ingegno. Scherpſinnigheyt des Verſtands.


DE Sphinx, gelijck Pierius Valerianus uytleyt, die onder by de punt van de ſpieſſe van Pallas leyt, gelijck men ſien kan, in een oud ſtand-beeld van Minerva, ’t welck Plinius ſeyt, dat te Athenen was opgerecht, kan men paſſen op de ſcherpigheyt des verſtands: Want daer is ter Werld, geene ſaecke bedeckt en verborgen, die de kloeckheyt van ’s Menſchen verſtand, niet ſoude konnen ontdecken en verbreyden. Waer van wy breeder in de

L l l 2 beel-