Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/537

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 
515
Treurſpel. Tragedia.

ſchouderen totter aerde toe, geciert met koſtelijcke geſteenten.

 De Tragedie of het Treurſpel wort met ſwarte kleederen afgemaelt, om dat dit kleed treurigh en ſwaermoedigh is, oock bequaem in deſe ſlagh van Poëſie of Dichten, niet anders in ſich begrijpende als ellende en ondergangh der Princen, met een geweldige en wreede dood, ’t welck door de bloedige Poignaert vertoont wort.
 En wierde deſe maniere van dichten, van d’Oude, om veele reedenen, gevonden, doch inſonderheyt om de gemoederen der Burgeren te verluſtigen en te verſtercken, diewelcke ſouden mogen dencken, door ’t goed vertrouwen datſe van ſich ſelve hebben, dat zy oock ſouden mogen komen totte Tyrannye en totte Regeeringe van andere Menſchen: Soo hebben zy dan door de Treurſpeelen alle hope van een goede uytkomſt wegh genomen, door het voorbeeld van anderer luyden dood en ongeluck, diewelcke tot deſe wreedheyt gekomen zijnde, haer ſelven ſeer groote ellende, over den hals hebben gehaelt.
 Waer uyt dan beſlooten wort, dat het ſeer goed is ſich te vernoegen met een eerlijcke ſtaet, en ſonder andere groote pracht vrolijck te leven, en dat met die kleyne middelen, die de krancke Fortune, den ſlechten Burgeren, heeft verleent.
 Zy leert oock den Princen en Heeren, datſe ſoo geweldigh met den voortgangh van haere grootsheyt en trotſigheyt, niet ſullen doordringen, tot ſchaede der Burgeren, op datſe niet ſouden gedencken, dat al haer geluck, jae lijf en leven niet ſoude ſtaen in de handen van zijne ſlechte onderdaenen.
 De bebloede Poignaert vertoont, dat niet ſlechtlijck de dood, maer de geweldige dood en d’ondergang van onrechtveerdige Princen, zijn het ontwerp van de Tragedie of het Treurſpel. En alhoewel Ariſtoteles, in zijne Dichtkonſt, ſeyt, datter Treurſpeelen konnen zijn, ſonder overkominge van de dood of ſtortinge van bloed: ſoo is ’t boven dit, nochtans beter, in dees voorval, de maniere van de Poëten te volgen, die dieſelve van tijd tot tijd toe, aldus gemaeckt hebben, als de geboden en ſtellingen van een Philoſooph, hoe geleert die oock magh weſen.
 De brooskens wierden van de Princen gedragen, om haere uytmuntentheyt aen ’t volck te vertoonen, en aen de gemeene ſlagh van Mannen: En daerom wierden deſe vertoonders ingevoert, tot navolginge van dieſelve geſchoende, en met deſe ſchoenen dieder Cothurni wierden geheeten: Om uyt te drucken dat deſe ſlagh van dichten moet hebben, dappere en deftige manieren van ſpreecken en voorſtellen, die niet te ſlecht noch al te gemeen zijn. Daer ſeght Horatius:

Wie datter ſlechte verſſen dicht,
Die zijn in ’t Treurſpel al te licht.

Dapocaggine. Traegheyt, Domheyt.

EEn Vrouwe met verwarde hoofdhayren in licht blaeu gekleet, en ſeer geſcheurt, ſittende mette handen op de knie, en ’t hoofd om leegh, hebbende ter ſijden haer een Schaep.
 De Traegheyt wort met verwarde hayren geſchildert, om te betoonen, hare Traegheyt en luyheyt in den arbeyt: ’t welck een gebreck is dat veroorſaeckt wort uyt haer ſelven, weſende de ſlechte luyden luy en

T t t 2 langh-