Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/550

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
528
 
Verdienſt. Verdrijvinge van quaede gedachten.


 Zy is oud van opſicht, om dat de verdraeghſaemheyt, door rijpigheyt van Raede voortkomt, die ten meeſten deel in oude luyden onderhouden en gehandhaeft wort.
 Het opſchrift geeft te kennen, het einde van de verdraeghſaemheyt, ’t welck is ruſte en ſtilte, want de hope alleen van een goede uytkomſt, leert gewilligh alle de moeylijckheeden op hem nemen en verdraegen.

Merito. Verdienst, gelijck die geſchildert is in de Zaele van de Cancellerie van Romen.

EEn naeckt Man, met een Koninghlijcke Mantel, hebbende een kroone op ’t hoofd, en met de rechter hand een Scepter, en in de ſlincker een Boeck.
 Maer om dat de Verdienſte of Belooninge een ſake is, die onſe lof verre overtreft, ſoo willen wy, dat die met meerder kracht, van haer ſelve ſal ſpreken.

Repulsa de pensieri Cattivi. Verdrijvinge van quaede gedachten.

EEn Man die een kindeken by de voeten houd, en met geweld tegens eenen vierkanten ſteen ſlaet, voor zijne voeten ſullen oock eenige dood ter aerden leggen, die alreede op dienſelven ſteen zijn verſlagen.
 Alle de Godgeleerde, ſtemmen hier in eendrachtigh over-een, dat Chriſtus deſe ſteen is. Wy ſullen aendachtigh letten op den 137 Pſalm, alwaer geſeyt wort, Wel dien die uwe jonge kinderen neemt en vergruyſtſe aen den ſteen. De uytleggers ſeggen, Saligh is hy die daer vertreet zijne gebreecken, en verplet de kleyne Ionghskens, dat is de eerſte bewegende hertztochten, aen den ſteen Jeſum Chriſtum, diewelcke een vaſt ſteunſel en de grondſteen is van onſe ziele. Derhalven behooren wy al te ſaemen onſe ſnoode hertztochten, terwijl die noch jongh zijn, te verbreken, aleer dieſelve aenwaſſen, dieſelve aentaſtende en ſlaende, als geſeyt is, op den hoeck-ſteen Chriſto, dat is, keerende onſe hert en ſinnen tot Chriſtum, in dien ſelven, alle onſe gedachten ſtellende. En dit is ’t gevoelen van Euthimius. ’t Selve heeft Adamantius mede geleert. En Ovidius alhoewel hy een Heydens Poeet was, geeft nochtans den Chriſtenen een goede leſſe, wanneer hy in zijne Minneraed waerſchouwt, dat zy de eerſte bewegingen, ſullen tegen ſtaen. Waer van hy aldus ſeyt:

Als u de tochten in ’t gemoed
Beſpringen, ſet dan ſchrap u voet,
Belet het onkruyd en het quaed,
En ’t paerd al eer ’t op ’t hollen ſlaet:
Want draelen heeft ſoo groote kracht,
Sulx dat de tijd een druyve bracht.
De Boom die nu haer lommer ſpreyt,
En breet en wijt haer blaeders leyt,
Die koſtmen eerſt, gelijck een ſpruyt,
Met teere handen roeyen uyt:
Dus let wel nauw op ’t geen u vleyt,
Eer ’t jock op uwe schouders leyt:
Weerſtae ’t begin: als ’t wortels ſchiet,
Dan helpen al de kruyden niet.

Riconciliatione d’Amore. Vereeniginge der Liefde.

EEn jonge wackere Vrouwe, gekroont met een krans van Anacampſeros, dragende om haeren hals eenen ſchoonen Zaphyr, en in de rechter hand eenen kop of ſchaele, houdende aen de ſlincker hand twee Cupidootjes of Minnewichtjes.
 De Vereeniginge is een vernieuwinge van Liefde, diemen doet om wederom in de

gunſt